Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
toelaten:
- lassen; hinterlassen; zulassen; erlauben; gutheißen; leiden; ewähren; eingehen; zustimmen; vergönnen; gewähren; gestatten; einwilligen; genehmigen; hereinlassen; entschuldigen; dulden; bewilligen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen; bekräftigen; entgegenkommen; austeilen; gestehen; nachgeben; einräumen; eingestehen; zugestehen; zuerkennen; jemanden zulassen
-
Wiktionary:
- toelaten → zulassen, erlauben, autorisieren
- toelaten → ausstehen, zulassen, einlassen, lizenzieren, tolerieren, dulden, vertragen, lassen, überlassen, unterlassen, zurücklassen, erlauben, gestatten
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor toelaten (Nederlands) in het Duits
toelaten:
-
toelaten (permitteren; laten)
lassen; hinterlassen; zulassen; erlauben; gutheißen; leiden; ewähren; eingehen; zustimmen; vergönnen; gewähren; gestatten; einwilligen; genehmigen; hereinlassen; entschuldigen; dulden; bewilligen; beipflichten; einlassen; gönnen; vorlassen; entbinden; freilassen; hineinlassen-
ewähren werkwoord
-
einwilligen werkwoord (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
entschuldigen werkwoord (entschuldige, entschuldigst, entschuldigt, entschuldigte, entschuldigtet, entschuldigt)
-
beipflichten werkwoord (pflichte bei, pflichtest bei, pflichtet bei, pflichtete bei, pflichtetet bei, beigepflichtet)
-
toelaten (toestaan; laten; permitteren; duren; toestemmen; goedkeuren; gunnen; inwilligen; vergunnen; dulden; goedvinden)
lassen; erlauben; zulassen; gewähren; gestatten; bekräftigen; entgegenkommen; austeilen; gutheißen; genehmigen; bewilligen; gestehen; nachgeben; einräumen; einwilligen; eingestehen-
entgegenkommen werkwoord
-
einwilligen werkwoord (willige ein, willigst ein, willigt ein, willigte ein, willigtet ein, eingewilligt)
-
eingestehen werkwoord (gestehe ein, gestehst ein, egesteht ein, gestand ein, gestandet ein, eingestanden)
-
toelaten (binnen laten)
erlauben; zulassen; hineinlassen; gestatten; gewähren; genehmigen; bewilligen; zugestehen; zuerkennen-
zugestehen werkwoord (gestehee zu, gestehest zu, gestehet zu, gestehete zu, gestehetet zu, zugesteht)
-
toelaten (iemand toelaten)
Conjugations for toelaten:
o.t.t.
- laat toe
- laat toe
- laat toe
- laten toe
- laten toe
- laten toe
o.v.t.
- liet toe
- liet toe
- liet toe
- lieten toe
- lieten toe
- lieten toe
v.t.t.
- heb toegelaten
- hebt toegelaten
- heeft toegelaten
- hebben toegelaten
- hebben toegelaten
- hebben toegelaten
v.v.t.
- had toegelaten
- had toegelaten
- had toegelaten
- hadden toegelaten
- hadden toegelaten
- hadden toegelaten
o.t.t.t.
- zal toelaten
- zult toelaten
- zal toelaten
- zullen toelaten
- zullen toelaten
- zullen toelaten
o.v.t.t.
- zou toelaten
- zou toelaten
- zou toelaten
- zouden toelaten
- zouden toelaten
- zouden toelaten
en verder
- ben toegelaten
- bent toegelaten
- is toegelaten
- zijn toegelaten
- zijn toegelaten
- zijn toegelaten
diversen
- laat toe!
- laatt toe!
- toegelaten
- toelatend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor toelaten:
Wiktionary: toelaten
toelaten
Cross Translation:
verb
toelaten
verb
-
jemanden berechtigen, bevollmächtigen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toelaten | → ausstehen | ↔ abide — to tolerate |
• toelaten | → zulassen; einlassen | ↔ admit — to allow to enter; to grant entrance |
• toelaten | → lizenzieren | ↔ license — authorize officially |
• toelaten | → tolerieren; dulden; vertragen | ↔ tolerate — to allow without interference |
• toelaten | → lassen; überlassen; unterlassen; zurücklassen | ↔ laisser — quitter quelqu'un ou quelque chose. |
• toelaten | → erlauben; gestatten | ↔ permettre — Donner liberté, pouvoir de faire, de dire. (Sens général). |
• toelaten | → dulden | ↔ tolérer — supporter. |