Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ausgestreckt halten
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
|
|
aushalten
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; volhouden
|
doorleven; doorstaan; financieel steunen; financieren; onderhouden; standhouden; verdragen; verduren; verteren; zich staande houden
|
ausharren
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; volhouden
|
doorgaan; doorleven; doorstaan; doorzetten; standhouden; verdragen; verduren; verteren; volharden; volhouden; zich staande houden
|
austeilen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
distribueren; doneren; geven; goed vinden; ronddelen; schenken; toestaan; toestemmen; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen
|
bekräftigen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
autoriseren; bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; homologeren; sterken; sterker worden; toestemming verlenen; versterken
|
bewilligen
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
|
dulden
|
dulden; gedogen; tolereren; velen; verdragen
|
doorleven; doorstaan; laten; permitteren; toelaten; verdragen; verduren; verteren
|
durchhalten
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; volhouden
|
doordouwen; doorknokken; doorleven; doorstaan; doorzetten; standhouden; verdragen; verduren; verteren; zich staande houden
|
eingestehen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
bekennen; biechten; goed vinden; naar buiten hangen; opbiechten; toestaan; toestemmen; uithangen
|
einräumen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
afdekken; afruimen; bijzetten; deponeren; goed vinden; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opruimen; plaatsen; stationeren; toestaan; toestemmen; zetten
|
einwilligen
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
akkoord gaan; eens worden; goed vinden; instemmen; inwilligen; laten; overeenkomen; overeenstemmen; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
entgegenkommen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
concessies doen; goed vinden; naderen; tegemoetkomen; toenaderen; toestaan; toestemmen; welwillendheid tonen
|
erlauben
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
ertragen
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
|
doorleven; doorstaan; lijden; obstructie plegen; verdragen; verduren; verteren
|
genehmigen
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
autoriseren; billijken; binnen laten; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
|
gestatten
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
autoriseren; binnen laten; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; veroorloven
|
gestehen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
als waar erkennen; bekennen; erkennen; goed vinden; toegeven; toestaan; toestemmen
|
gewähren
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
binnen laten; distribueren; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; permitteren; ronddelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; uitreiken; verdelen; vergunnen; verlenen
|
gutheißen
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
autoriseren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen
|
lassen
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
laten; permitteren; toelaten
|
nachgeben
|
dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
|
iets als lof zeggen; nageven; zwichten
|
tragen
|
doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; volhouden
|
aan hebben; doorleven; doorstaan; dragen; gebukt gaan onder; sjouwen; tempo maken; torsen; verdragen; verduren; verteren; zeulen
|
zulassen
|
dulden; duren; gedogen; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen
|
accepteren; binnen laten; iemand toelaten; inschakelen; laten; permitteren; toegang verschaffen; toelaten; toestaan
|
zustimmen
|
dulden; gedogen; tolereren
|
akkoord gaan; akkoord gaan met; instemmen; laten; permitteren; toelaten; toestemming geven
|
überdauern
|
dulden; velen; verdragen
|
doorleven; doorstaan; in leven blijven; langer duren; overleven; verdragen; verduren; verteren
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
entgegenkommen
|
|
dienstwillig; gedienstig; ontmoet; tegemoetgekomen; voorkomend
|