Nederlands

Uitgebreide vertaling voor roerend (Nederlands) in het Duits

roerend:

roerend bijvoeglijk naamwoord

  1. roerend (hartroerend; aangrijpend; ontroerend; hartveroverend; emotioneel)
    emotional; rührend; ergreifend; herzzerreißend; bewegend; herzergreifend; tragisch
  2. roerend (beweegbaar; mobiel; los; verzetbaar; verplaatsbaar)
    mobil; beweglich; nicht fest; versetzbar; transportabel; transportierbar; transportfähig

Vertaal Matrix voor roerend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bewegend aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend
beweglich beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar actief; beweeglijk; dynamisch; energiek; levendig
emotional aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend
ergreifend aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aandoenlijke; aangrijpend; adembenemend; beheksend; betoverend; boeiend; charmant; genegenheid opwekkend; groots; hartbrekend; hartverscheurend; imponerend; imposant; indrukwekkend; innemend; luisterrijk; magnifiek; meeslepend; minzaam; ontzagwekkend; opwindend; pakkend; prachtig; schitterend; sensationeel; spannend; zeer boeiend; zinderend
herzergreifend aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aandoenlijk; aangrijpend; hartbrekend; hartverscheurend; meeslepend; zeer boeiend
herzzerreißend aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aandoenlijk; aangrijpend; hartbrekend; hartverscheurend
mobil beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar
nicht fest beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar los; niet vast; verplaatsbaar; verschuifbaar
rührend aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aandoenlijke
tragisch aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend tragisch
transportabel beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar transportabel; transporteerbaar; verplaatsbaar; vervoerbaar
transportfähig beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar transportabel; transporteerbaar; verplaatsbaar; vervoerbaar
transportierbar beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar transportabel; transporteerbaar; verplaatsbaar; vervoerbaar
versetzbar beweegbaar; los; mobiel; roerend; verplaatsbaar; verzetbaar

Wiktionary: roerend


Cross Translation:
FromToVia
roerend rührend touching — provoking sadness and pity
roerend veränderlich; beweglich; mobil mobile — Qui se meut ou qui peut être mû, qui n’est pas fixe. (Sens général).

roerend vorm van roeren:

roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)

  1. roeren (omroeren)
    umruhren; bewegen; schüren; anschüren
    • umruhren werkwoord
    • bewegen werkwoord (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
    • schüren werkwoord (schüre, schürst, schürt, schürte, schürtet, geschürt)
    • anschüren werkwoord (schüre an, schürst an, schürt an, schürte an, schürtet an, angeschürt)
  2. roeren (mixen)
    rühren; mischen; bewegen
    • rühren werkwoord (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)
    • mischen werkwoord (mische, mischst, mischt, mischte, mischtet, gemischt)
    • bewegen werkwoord (bewege, bewegst, bewegt, bewegte, bewegtet, bewegt)
  3. roeren (verplaatsen; disloqueren; verschuiven; )
    verschieben; verlegen; verstellen; verrücken; verschleppen
    • verschieben werkwoord (verschiebe, verschiebst, verschiebt, verschob, verschobt, verschoben)
    • verlegen werkwoord (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • verstellen werkwoord (verstelle, verstellst, verstellt, verstellte, verstelltet, verstellend)
    • verrücken werkwoord (verrücke, verrückst, verrückt, verrückte, verrücktet, verrückt)
    • verschleppen werkwoord (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)
  4. roeren (beroeren)
    rühren
    • rühren werkwoord (rühre, rührst, rührt, rührte, rührtet, gerührt)

Conjugations for roeren:

o.t.t.
  1. roer
  2. roert
  3. roert
  4. roeren
  5. roeren
  6. roeren
o.v.t.
  1. roerde
  2. roerde
  3. roerde
  4. roerden
  5. roerden
  6. roerden
v.t.t.
  1. ben geroerd
  2. bent geroerd
  3. is geroerd
  4. zijn geroerd
  5. zijn geroerd
  6. zijn geroerd
v.v.t.
  1. was geroerd
  2. was geroerd
  3. was geroerd
  4. waren geroerd
  5. waren geroerd
  6. waren geroerd
o.t.t.t.
  1. zal roeren
  2. zult roeren
  3. zal roeren
  4. zullen roeren
  5. zullen roeren
  6. zullen roeren
o.v.t.t.
  1. zou roeren
  2. zou roeren
  3. zou roeren
  4. zouden roeren
  5. zouden roeren
  6. zouden roeren
en verder
  1. heb geroerd
  2. hebt geroerd
  3. heeft geroerd
  4. hebben geroerd
  5. hebben geroerd
  6. hebben geroerd
diversen
  1. roer!
  2. roert!
  3. geroerd
  4. roerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor roeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anschüren omroeren; roeren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; stimuleren; stoken; ter sprake brengen; toemoedigen
bewegen mixen; omroeren; roeren aangaan; agiteren; beroeren; betreffen; bewegen; iemand raken; iemand treffen; in beroering brengen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; treffen; verschuiven; zich bewegen; zich verplaatsen
mischen mixen; roeren door elkaar schudden; dooreenmengen; husselen; hutselen; mengen; vermengen
rühren beroeren; mixen; roeren aangaan; aangrijpen; beroeren; betreffen; bewegen; beïnvloeden; iemand raken; iemand treffen; in beweging brengen; ontroeren; raken; rondroeren; treffen; verroeren; vertederen; zich bewegen
schüren omroeren; roeren aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; agiteren; bemoedigen; in beroering brengen; oppoken; opporren; opstoken; poken; stimuleren; stoken; toemoedigen
umruhren omroeren; roeren
verlegen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; uitstellen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verrücken disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; verzetten; voor zich uitschuiven
verschieben disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten iets verplaatsen; opschorten; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; rekken; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschuiven; vertragen; verzetten; voor zich uitschuiven
verschleppen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten verslepen; wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verstellen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten barricaderen; iets verplaatsen; opschuiven; overplaatsen; plaats maken; standplaats veranderen; verleggen; verplaatsen; versperren; verzetten
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen

Verwante woorden van "roeren":


Wiktionary: roeren

roeren
verb
  1. een vloeistof met een spaan in ronde beweging brengen

Cross Translation:
FromToVia
roeren bewegen move — to cause to change place or posture; to set in motion
roeren rühren; bewegen move — to arouse the feelings or passions of
roeren applaudieren; aufsprengen; aufwühlen; ausdreschen; aushämmern; ausklopfen; Beifall spenden; besiegen; buttern; dengeln; dreschen; gewinnen; hauen; klatschen; klopfen; losdreschen; münzen; peitschen; prasseln; prügeln; pulsieren; quirlen; schlagen; schlagen gegen; schütteln; übersteigen; verbuttern; verdreschen; zusammenschlagen battrefrapper de coups répétés.