Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aanbellen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanbellen (Nederlands) in het Duits

aanbellen:

aanbellen werkwoord (bel aan, belt aan, belde aan, belden aan, aangebeld)

  1. aanbellen (bellen)
    klingeln; läuten
    • klingeln werkwoord (klingele, klingelst, klingelt, klingelte, klingeltet, geklingelt)
    • läuten werkwoord (läute, läutest, läutet, läutete, läutetet, geläutet)

Conjugations for aanbellen:

o.t.t.
  1. bel aan
  2. belt aan
  3. belt aan
  4. bellen aan
  5. bellen aan
  6. bellen aan
o.v.t.
  1. belde aan
  2. belde aan
  3. belde aan
  4. belden aan
  5. belden aan
  6. belden aan
v.t.t.
  1. heb aangebeld
  2. hebt aangebeld
  3. heeft aangebeld
  4. hebben aangebeld
  5. hebben aangebeld
  6. hebben aangebeld
v.v.t.
  1. had aangebeld
  2. had aangebeld
  3. had aangebeld
  4. hadden aangebeld
  5. hadden aangebeld
  6. hadden aangebeld
o.t.t.t.
  1. zal aanbellen
  2. zult aanbellen
  3. zal aanbellen
  4. zullen aanbellen
  5. zullen aanbellen
  6. zullen aanbellen
o.v.t.t.
  1. zou aanbellen
  2. zou aanbellen
  3. zou aanbellen
  4. zouden aanbellen
  5. zouden aanbellen
  6. zouden aanbellen
diversen
  1. bel aan!
  2. belt aan!
  3. aangebeld
  4. aanbellende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanbellen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanbellen (bellen)
    Die Klingel läuten; Klingeln

Vertaal Matrix voor aanbellen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Die Klingel läuten aanbellen; bellen
Klingeln aanbellen; bellen schellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klingeln aanbellen; bellen bellen; bonzen; kletteren; klingelen; klokluiden; luiden; overgaan; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
läuten aanbellen; bellen bonzen; klank voortbrengen; klinken; klokluiden; luiden
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Klingeln belsignaal
klingeln overgaan

Wiktionary: aanbellen

aanbellen
verb
  1. bij iemand (aan de deur) bellen
aanbellen
  1. (intransitiv) Österreich: eine Türklingel betätigen

Cross Translation:
FromToVia
aanbellen anläuten; klingeln; anklingeln; hallen; klingen; läuten; schallen; tönen; gellen sonnerrendre un son.

Computer vertaling door derden: