Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. aanvliegen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvliegen (Nederlands) in het Duits

aanvliegen:

aanvliegen werkwoord (vlieg aan, vliegt aan, vloog aan, vlogen aan, aangevlogen)

  1. aanvliegen (naderen)
    anfliegen; zufliegen; heranfliegen

Conjugations for aanvliegen:

o.t.t.
  1. vlieg aan
  2. vliegt aan
  3. vliegt aan
  4. vliegen aan
  5. vliegen aan
  6. vliegen aan
o.v.t.
  1. vloog aan
  2. vloog aan
  3. vloog aan
  4. vlogen aan
  5. vlogen aan
  6. vlogen aan
v.t.t.
  1. heb aangevlogen
  2. hebt aangevlogen
  3. heeft aangevlogen
  4. hebben aangevlogen
  5. hebben aangevlogen
  6. hebben aangevlogen
v.v.t.
  1. had aangevlogen
  2. had aangevlogen
  3. had aangevlogen
  4. hadden aangevlogen
  5. hadden aangevlogen
  6. hadden aangevlogen
o.t.t.t.
  1. zal aanvliegen
  2. zult aanvliegen
  3. zal aanvliegen
  4. zullen aanvliegen
  5. zullen aanvliegen
  6. zullen aanvliegen
o.v.t.t.
  1. zou aanvliegen
  2. zou aanvliegen
  3. zou aanvliegen
  4. zouden aanvliegen
  5. zouden aanvliegen
  6. zouden aanvliegen
en verder
  1. ben aangevlogen
  2. bent aangevlogen
  3. is aangevlogen
  4. zijn aangevlogen
  5. zijn aangevlogen
  6. zijn aangevlogen
diversen
  1. vlieg aan!
  2. vliegt aan!
  3. aangevlogen
  4. aanvliegende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanvliegen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anfliegen aanvliegen; naderen
heranfliegen aanvliegen; naderen
zufliegen aanvliegen; naderen toevliegen; vliegen naar

Wiktionary: aanvliegen


Cross Translation:
FromToVia
aanvliegen Anflug approach — the way a plane lands at an airport

Verwante vertalingen van aanvliegen