Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afbetten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afbetten (Nederlands) in het Duits

afbetten:

afbetten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afbetten (betten)
    Abtupfen
    • Abtupfen [das ~] zelfstandig naamwoord

afbetten werkwoord

  1. afbetten (betten; deppen; bevochtigen)
    tupfen; anfeuchten; abtupfen; befeuchten
    • tupfen werkwoord (tupfe, tupfst, tupft, tupfte, tupftet, getupft)
    • anfeuchten werkwoord (feuchte an, feuchtest an, feuchtet an, feuchtete an, feuchtetet an, angefeuchtet)
    • abtupfen werkwoord (tupfe ab, tupfst ab, tupft ab, tupfte ab, tupftet ab, abgetupft)
    • befeuchten werkwoord (befeuchte, befeuchtest, befeuchtet, befeuchtete, befeuchtetet, befeuchtet)

Vertaal Matrix voor afbetten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abtupfen afbetten; betten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abtupfen afbetten; betten; bevochtigen; deppen
anfeuchten afbetten; betten; bevochtigen; deppen bevochtigen; nat maken
befeuchten afbetten; betten; bevochtigen; deppen bevochtigen; nat maken
tupfen afbetten; betten; bevochtigen; deppen aanroeren; aanstippen; aantippen; even aanraken; tippen

Computer vertaling door derden: