Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afbladderen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afbladderen (Nederlands) in het Duits

afbladderen:

afbladderen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afbladderen
    Abgehen
    • Abgehen [das ~] zelfstandig naamwoord

afbladderen werkwoord (bladder af, bladdert af, bladderde af, bladderden af, afgebladderd)

  1. afbladderen

Conjugations for afbladderen:

o.t.t.
  1. bladder af
  2. bladdert af
  3. bladdert af
  4. bladderen af
  5. bladderen af
  6. bladderen af
o.v.t.
  1. bladderde af
  2. bladderde af
  3. bladderde af
  4. bladderden af
  5. bladderden af
  6. bladderden af
v.t.t.
  1. heb afgebladderd
  2. hebt afgebladderd
  3. heeft afgebladderd
  4. hebben afgebladderd
  5. hebben afgebladderd
  6. hebben afgebladderd
v.v.t.
  1. had afgebladderd
  2. had afgebladderd
  3. had afgebladderd
  4. hadden afgebladderd
  5. hadden afgebladderd
  6. hadden afgebladderd
o.t.t.t.
  1. zal afbladderen
  2. zult afbladderen
  3. zal afbladderen
  4. zullen afbladderen
  5. zullen afbladderen
  6. zullen afbladderen
o.v.t.t.
  1. zou afbladderen
  2. zou afbladderen
  3. zou afbladderen
  4. zouden afbladderen
  5. zouden afbladderen
  6. zouden afbladderen
diversen
  1. bladder af!
  2. bladdert af!
  3. afgebladderd
  4. afbladderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afbladderen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abgehen afbladderen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abblättern afbladderen afkalven; afschilferen; schilferen

Computer vertaling door derden: