Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afdwalen (Nederlands) in het Duits

afdwalen:

afdwalen werkwoord (dwaal af, dwaalt af, dwaalde af, dwaalden af, afgedwaald)

  1. afdwalen (uitweiden)

Conjugations for afdwalen:

o.t.t.
  1. dwaal af
  2. dwaalt af
  3. dwaalt af
  4. dwalen af
  5. dwalen af
  6. dwalen af
o.v.t.
  1. dwaalde af
  2. dwaalde af
  3. dwaalde af
  4. dwaalden af
  5. dwaalden af
  6. dwaalden af
v.t.t.
  1. ben afgedwaald
  2. bent afgedwaald
  3. is afgedwaald
  4. zijn afgedwaald
  5. zijn afgedwaald
  6. zijn afgedwaald
v.v.t.
  1. was afgedwaald
  2. was afgedwaald
  3. was afgedwaald
  4. waren afgedwaald
  5. waren afgedwaald
  6. waren afgedwaald
o.t.t.t.
  1. zal afdwalen
  2. zult afdwalen
  3. zal afdwalen
  4. zullen afdwalen
  5. zullen afdwalen
  6. zullen afdwalen
o.v.t.t.
  1. zou afdwalen
  2. zou afdwalen
  3. zou afdwalen
  4. zouden afdwalen
  5. zouden afdwalen
  6. zouden afdwalen
diversen
  1. dwaal af!
  2. dwaalt af!
  3. afgedwaald
  4. afdwalende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdwalen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. afdwalen (afdwaling; dwaling)
    Abschweifen; die Abschweifung; die Abirrung

Vertaal Matrix voor afdwalen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Abirrung afdwalen; afdwaling; dwaling
Abschweifen afdwalen; afdwaling; dwaling
Abschweifung afdwalen; afdwaling; dwaling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausführlich berichten afdwalen; uitweiden
vom Weg abkommen afdwalen; uitweiden

Wiktionary: afdwalen


Cross Translation:
FromToVia
afdwalen ausschweifen; abschweifen; abgehen digress — to deviate
afdwalen abschweifen wander — of the mind, to lose focus or clarity of argument or attention
afdwalen verirren; verlaufen; verfahren égarer — Mettre hors du droit chemin