Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. afzweren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afzweren (Nederlands) in het Duits

afzweren:

afzweren werkwoord (zweer af, zweert af, zwoer af, zwoeren af, afgezworen)

  1. afzweren
    abschwören
    • abschwören werkwoord (abschwöre ab, abschwörst ab, abschwört ab, abschwörte ab, abschwörtet ab, abgeschwört)

Conjugations for afzweren:

o.t.t.
  1. zweer af
  2. zweert af
  3. zweert af
  4. zweren af
  5. zweren af
  6. zweren af
o.v.t.
  1. zwoer af
  2. zwoer af
  3. zwoer af
  4. zwoeren af
  5. zwoeren af
  6. zwoeren af
v.t.t.
  1. heb afgezworen
  2. hebt afgezworen
  3. heeft afgezworen
  4. hebben afgezworen
  5. hebben afgezworen
  6. hebben afgezworen
v.v.t.
  1. had afgezworen
  2. had afgezworen
  3. had afgezworen
  4. hadden afgezworen
  5. hadden afgezworen
  6. hadden afgezworen
o.t.t.t.
  1. zal afzweren
  2. zult afzweren
  3. zal afzweren
  4. zullen afzweren
  5. zullen afzweren
  6. zullen afzweren
o.v.t.t.
  1. zou afzweren
  2. zou afzweren
  3. zou afzweren
  4. zouden afzweren
  5. zouden afzweren
  6. zouden afzweren
diversen
  1. zweer af!
  2. zweert af!
  3. afgezworen
  4. afzwerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor afzweren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abschwören afzweren een eed afleggen; verzaken; verzuimen; zweren

Wiktionary: afzweren


Cross Translation:
FromToVia
afzweren abschwören abjure — to renounce with solemnity
afzweren verleugnen; abschwören; widerrufen abjurer — (religion) abandonner, par un acte solennel, une religion ou une doctrine.