Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. barbecue:
  2. barbecuen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor barbecue (Nederlands) in het Duits

barbecue:

barbecue [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de barbecue
    Barbecue; Grillfest

Vertaal Matrix voor barbecue:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Barbecue barbecue
Grillfest barbecue

Verwante woorden van "barbecue":

  • barbecues

Wiktionary: barbecue

barbecue
Cross Translation:
FromToVia
barbecue Grill; Barbecue; Grillen; Grillplatte; Grillteller barbecue — cooking instrument

barbecuen:

barbecuen werkwoord (barbecue, barbecuet, barbecuede, barbecueden, gebarecued)

  1. barbecuen (grillen; roosteren; grilleren)
    grillen

Conjugations for barbecuen:

o.t.t.
  1. barbecue
  2. barbecuet
  3. barbecuet
  4. barbecuen
  5. barbecuen
  6. barbecuen
o.v.t.
  1. barbecuede
  2. barbecuede
  3. barbecuede
  4. barbecueden
  5. barbecueden
  6. barbecueden
v.t.t.
  1. heb gebarecued
  2. hebt gebarecued
  3. heeft gebarecued
  4. hebben gebarecued
  5. hebben gebarecued
  6. hebben gebarecued
v.v.t.
  1. had gebarecued
  2. had gebarecued
  3. had gebarecued
  4. hadden gebarecued
  5. hadden gebarecued
  6. hadden gebarecued
o.t.t.t.
  1. zal barbecuen
  2. zult barbecuen
  3. zal barbecuen
  4. zullen barbecuen
  5. zullen barbecuen
  6. zullen barbecuen
o.v.t.t.
  1. zou barbecuen
  2. zou barbecuen
  3. zou barbecuen
  4. zouden barbecuen
  5. zouden barbecuen
  6. zouden barbecuen
diversen
  1. barbecue!
  2. barbecuet!
  3. gebarecued
  4. barbecuende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor barbecuen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grillen barbecuen; grillen; grilleren; roosteren