Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. beet:
  2. bijten:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beet (Nederlands) in het Duits

beet:

beet bijvoeglijk naamwoord

  1. beet (gepakt)
    geschnappt; gefaßt; erfaßt

Vertaal Matrix voor beet:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erfaßt beet; gepakt
gefaßt beet; gepakt
geschnappt beet; gepakt

Wiktionary: beet


Cross Translation:
FromToVia
beet Biss bite — wound left behind after having been bitten
beet Stich bite — swelling of one's skin caused by an insect's mouthparts or sting
beet Biss morsureaction de mordre.

beet vorm van bijten:

bijten [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bijten
    Beißen
    • Beißen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bijten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beißen bijten

Verwante woorden van "bijten":


Verwante definities voor "bijten":

  1. inwerken op de bovenlaag1
    • dat zuur bijt als het op je huid komt1
  2. je tanden ergens in zetten1
    • hij beet in de appel1

Wiktionary: bijten

bijten
verb
  1. iets afsnijden of afscheuren door tanden tegen elkaar te duwen
bijten
  1. (transitiv) die Zähne in etwas schlagen

Cross Translation:
FromToVia
bijten beißen bite — to cut off a piece by clamping the teeth
bijten beißen bite — to attack with the teeth
bijten beißen bite — to bite a baited hook or other lure
bijten Biss bite — act of biting
bijten beißen mordre — Serrer avec les dents de manière à entamer. (Sens général).

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van beet