Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bekwaamheid (Nederlands) in het Duits

bekwaamheid:

bekwaamheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de bekwaamheid (talent; capaciteit; aanleg; )
    die Kapazität; Talent; die Fähigkeit; die Veranlagung; Potential; die Leistungsfähigkeit; die Gabe; die Geschicklichkeit; die Begabung; die Ader; die Genialität; die Leistung; Leistungsvermögen; Genie; Händchen; die Begabtheit
  2. de bekwaamheid (ter zake kundigheid; capaciteit; kwaliteit)
    die Qualität; die Tauglichkeit; die Kapazität; die Fähigkeit; die Leistungsfähigkeit; der Sachverstand; die Eignung; Können
  3. de bekwaamheid (vaardigheid)
    die Behendigkeit; die Geschicklichkeit; die Fertigkeit; die Geschicktheit

Vertaal Matrix voor bekwaamheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ader aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft ader; bloedader
Begabtheit aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
Begabung aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft begaafdheden; genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft
Behendigkeit bekwaamheid; vaardigheid behendigheid; handigheid; kunst; kunstgreep; kunstje; truc
Eignung bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid geschiktheid
Fertigkeit bekwaamheid; vaardigheid handigheid; kneep; kunst; toer; truc
Fähigkeit aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; kwaliteit; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft capaciteit; incasseringsvermogen; inhoud; knapheid; kracht; kunde; kundigheid; omvatte ruimte; schoonheid; veerkracht; vermogen; weerstand; weerstandsvermogen
Gabe aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft donatie; dosis; gift; portie; schenking
Genialität aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft genialiteit; vernuft; vindingrijk vernuft
Genie aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft brille; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hoogvlieger; intellect; intelligentie; inventiviteit; legerafdeling; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft; vindingrijkheid
Geschicklichkeit aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vaardigheid; vernuft handigheid; knapheid; kneep; kunst; schoonheid; toer; truc
Geschicktheit bekwaamheid; vaardigheid handigheid; kneep; kunst; toer; truc
Händchen aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft handje
Kapazität aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; kwaliteit; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft Capaciteit; autoriteiten; capaciteit; gezag; gezaghebbers; inhoud; kracht; motorvermogen; omvatte ruimte; vermogen
Können bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid kunde; kundigheid
Leistung aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft arbeidsprestatie; betaling; bezigheid; bravourstuk; capaciteit; grote daad; hobby; inhoud; kracht; krachttoer; omvatte ruimte; prestatie; stunt; toer; verrichting; werkprestatie
Leistungsfähigkeit aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; kwaliteit; scherpzinnigheid; talent; ter zake kundigheid; vernuft aandrift; arbeidskracht; arbeidsvermogen; capaciteit; daadkracht; energie; esprit; functionaliteit; fut; inhoud; kracht; lichamelijke geschiktheid; momentum; omvatte ruimte; prestatievermogen; puf; validiteit; vermogen; werkkracht; werklust; werkvermogen; werkzaamheid
Leistungsvermögen aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft capaciteit; draagkracht; draagvermogen; inhoud; kracht; laadvermogen; omvatte ruimte; prestatievermogen; vermogen
Potential aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft capaciteit; inhoud; omvatte ruimte
Qualität bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid gehalte; gesteldheid; hoedanigheid; hoogwaardigheid; kwaliteit
Sachverstand bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid deskundigheid; geleerdheid; handigheid; kennis; kennis van zaken; kneep; kunst; toer; truc; vakkundigheid; weten
Talent aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft
Tauglichkeit bekwaamheid; capaciteit; kwaliteit; ter zake kundigheid
Veranlagung aanleg; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; gave; knobbel; kundigheid; scherpzinnigheid; talent; vernuft

Verwante woorden van "bekwaamheid":


Wiktionary: bekwaamheid

bekwaamheid
noun
  1. competentie
bekwaamheid
noun
  1. der (angeborene) Zustand, zu etwas fähig oder in der Lage zu sein

Cross Translation:
FromToVia
bekwaamheid Kompetenz; Befähigung; Zuständigkeit competence — the quality or state of being competent for a general role.
bekwaamheid Können; Fähigkeiten prowess — skillfulness and manual ability; adroitness or dexterity
bekwaamheid Geschicklichkeit; Fähigkeit; Kunst; Talent; Fertigkeit skill — capacity to do something well
bekwaamheid Eignung; Begabung; Fähigkeit; Tauglichkeit aptitude — Capacité, compétence, disposition naturelle à faire quelque chose.

bekwaam:

bekwaam bijvoeglijk naamwoord

  1. bekwaam (capabel; geschikt; competent)
    fähig; befähig; kapabel; kompetent
  2. bekwaam (bedreven; geoefend)
    geübt; erfahren; kundig; geschult; fachmännisch; bewandert; tüchtig; sachverständig
  3. bekwaam (behendig; handig; vaardig; kundig)
    handlich; geschickt; klug; treffend; tüchtig; pfiffig; spitzfindig; gewandt; tauglich; geübt; raffiniert; scharfsinnig; schlau

Vertaal Matrix voor bekwaam:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erfahren aanvoelen; achterhalen; beleven; doorleven; doorstaan; ervaren; ervaren als; gewaarworden; ondervinden; te weten komen; verdragen; verduren; verteren; voelen; voorvoelen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- capabel; geschikt
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
befähig bekwaam; capabel; competent; geschikt
bewandert bedreven; bekwaam; geoefend bedreven; doorkneed; ervaren; noest; onvermoeibaar
erfahren bedreven; bekwaam; geoefend doorkneed; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd
fachmännisch bedreven; bekwaam; geoefend briljant; competent; deskundig; geniaal; gespecialiseerd; ingenieus; knap; kundig; kunstig; oordeelkundig; specialistisch; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; vindingrijk
fähig bekwaam; capabel; competent; geschikt briljant; fysiek in staat; in staat; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk
geschickt behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig adrem; bedachtzaam; bijdehand; briljant; bruikbare; clever; correct; doordacht; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leuk om te zien; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
geschult bedreven; bekwaam; geoefend belezen; briljant; doorkneed; erudiet; ervaren; gediplomeerd; gekwalificeerd; geleerd; geletterd; geschoold; gestudeerd; hooggeleerd; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; onderwezen; ontwikkeld; slim; vaardig; vindingrijk; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
gewandt behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig achterbaks; adrem; arglistig; bijdehand; briljant; clever; doorkneed; doortrapt; ervaren; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; leep; link; listig; pienter; raak; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
geübt bedreven; behendig; bekwaam; geoefend; handig; kundig; vaardig adrem; bijdehand; briljant; clever; doorkneed; ervaren; gevat; ingenieus; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
handlich behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig armzalig; briljant; eenvoudig te bedienen; gemakkelijk te hanteren; handelbaar; handzaam; hanteerbaar; ingenieus; karig; knap; kundig; kunstig; mager; makkelijk in het gebruik; pover; schamel; schraal; vaardig; vindingrijk
kapabel bekwaam; capabel; competent; geschikt
klug behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig adrem; belezen; bevattelijk; bijdehand; briljant; clever; erudiet; geletterd; geniaal; gestudeerd; gevat; gis; goedleers; hooggeleerd; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; ontwikkeld; pienter; raak; rationeel; redelijk; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandelijk; vindingrijk; vlug van begrip; wijs; zeer geleerd; zeer ontwikkeld
kompetent bekwaam; capabel; competent; geschikt competent; deskundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig
kundig bedreven; bekwaam; geoefend briljant; geniaal; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vernuftig; vindingrijk
pfiffig behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; geestig; gehaaid; geinig; geslepen; gevat; gewiekst; goochem; grappig; kien; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leep; leuk; leuk om te zien; lollig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; sluw; snedig; snugger; spits; spitsvondig; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen
raffiniert behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig achterbaks; arglistig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; leep; link; listig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt
sachverständig bedreven; bekwaam; geoefend bedachtzaam; briljant; competent; correct; deskundig; doordacht; geniaal; ingenieus; knap; kundig; kunstig; nadenkend; oordeelkundig; pienter; raadzaam; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
scharfsinnig behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig adrem; bijdehand; briljant; clever; gevat; gis; ingenieus; intelligent; inventief; kien; knap; kundig; kunstig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snugger; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; vindingrijk
schlau behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig achterbaks; adrem; arglistig; bij de pinken; bijdehand; briljant; clever; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; goochem; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; leep; leuk om te zien; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snood; snugger; spits; stiekem; uitgekookt; uitgeslapen; vaardig; vindingrijk
spitzfindig behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig adrem; arglistig; bijdehand; clever; doortrapt; geraffineerd; geslepen; gevat; kien; leep; link; listig; pienter; raak; scherpzinnig; schrander; slim; slinks; sluw; snedig; snugger; sofistisch; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen
tauglich behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig betrouwbaar; bruikbare; degelijk; deugdelijk; fysiek in staat; in staat; solide; stevig
treffend behendig; bekwaam; handig; kundig; vaardig karakteristiek; kenmerkend; kenschetsend; ragfijn; tekenend; typerend; typisch
tüchtig bedreven; behendig; bekwaam; geoefend; handig; kundig; vaardig behoorlijk; betrouwbaar; bitter teleurgesteld; briljant; danig; degelijk; deugdelijk; duchtig; geagiteerd; gedegen; ingenieus; intelligent; knap; kundig; kunstig; levendig; vaardig; van goede hoedanigheid; verbitterd; verhit; vindingrijk

Verwante woorden van "bekwaam":


Synoniemen voor "bekwaam":


Verwante definities voor "bekwaam":

  1. iets heel goed kunnen1
    • hij is een bekwaam chauffeur1

Wiktionary: bekwaam

bekwaam
adjective
  1. (van een persoon) in staat om bepaalde taken goed uit te voeren; competent

Cross Translation:
FromToVia
bekwaam fähig capable — able and efficient
bekwaam kompetent competent — Skilled
bekwaam tüchtig; fähig; kompetent; befähigt; bewandert; erfahren; sachkundig; geübt proficient — skilled
bekwaam geschickt; gewandt; schlau; gescheit adroit — Qui a de l’adresse. (Sens général).
bekwaam anstellig; behende; fix; geschickt; geübt; gewandt habileadroit ; qui fait ce qu’il entreprendre avec souplesse.
bekwaam fähig; imstande habile — (term, par substantivation) personne qui a de l'habileté.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bekwaamheid