Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. beloeren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beloeren (Nederlands) in het Duits

beloeren:

beloeren werkwoord (beloer, beloert, beloerde, beloerden, beloerd)

  1. beloeren
    belauern; heimlich beobachten

Conjugations for beloeren:

o.t.t.
  1. beloer
  2. beloert
  3. beloert
  4. beloeren
  5. beloeren
  6. beloeren
o.v.t.
  1. beloerde
  2. beloerde
  3. beloerde
  4. beloerden
  5. beloerden
  6. beloerden
v.t.t.
  1. heb beloerd
  2. hebt beloerd
  3. heeft beloerd
  4. hebben beloerd
  5. hebben beloerd
  6. hebben beloerd
v.v.t.
  1. had beloerd
  2. had beloerd
  3. had beloerd
  4. hadden beloerd
  5. hadden beloerd
  6. hadden beloerd
o.t.t.t.
  1. zal beloeren
  2. zult beloeren
  3. zal beloeren
  4. zullen beloeren
  5. zullen beloeren
  6. zullen beloeren
o.v.t.t.
  1. zou beloeren
  2. zou beloeren
  3. zou beloeren
  4. zouden beloeren
  5. zouden beloeren
  6. zouden beloeren
diversen
  1. beloer!
  2. beloert!
  3. beloerd
  4. beloerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beloeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belauern beloeren begluren; gluren
heimlich beobachten beloeren begluren; gluren