Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bemannen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bemannen (Nederlands) in het Duits

bemannen:

bemannen werkwoord (beman, bemant, bemande, bemanden, bemand)

  1. bemannen
    bemannen

Conjugations for bemannen:

o.t.t.
  1. beman
  2. bemant
  3. bemant
  4. bemannen
  5. bemannen
  6. bemannen
o.v.t.
  1. bemande
  2. bemande
  3. bemande
  4. bemanden
  5. bemanden
  6. bemanden
v.t.t.
  1. heb bemand
  2. hebt bemand
  3. heeft bemand
  4. hebben bemand
  5. hebben bemand
  6. hebben bemand
v.v.t.
  1. had bemand
  2. had bemand
  3. had bemand
  4. hadden bemand
  5. hadden bemand
  6. hadden bemand
o.t.t.t.
  1. zal bemannen
  2. zult bemannen
  3. zal bemannen
  4. zullen bemannen
  5. zullen bemannen
  6. zullen bemannen
o.v.t.t.
  1. zou bemannen
  2. zou bemannen
  3. zou bemannen
  4. zouden bemannen
  5. zouden bemannen
  6. zouden bemannen
diversen
  1. beman!
  2. bemant!
  3. bemand
  4. bemannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor bemannen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemannen bemannen

Wiktionary: bemannen


Cross Translation:
FromToVia
bemannen bemannen man — to supply with staff or crew
bemannen bemannen man — to take up position in order to operate something