Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. bisschoppen:
  2. bisschop:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bisschoppen (Nederlands) in het Duits

bisschoppen:

bisschoppen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bisschoppen
    der Bischöfe

Vertaal Matrix voor bisschoppen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bischöfe bisschoppen

Verwante woorden van "bisschoppen":


bisschop:

bisschop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bisschop
    der Bischof
    • Bischof [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bisschop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bischof bisschop

Verwante woorden van "bisschop":


Wiktionary: bisschop

bisschop
noun
  1. een christelijke geestelijke die aan het hoofd staat van een bisdom
bisschop
noun
  1. Christentum: kirchlicher Würdenträger in einigen Konfessionen, der meist die geistliche und administrative Leitung eines bestimmten Gebietes hat

Cross Translation:
FromToVia
bisschop Bischof; Bischöfin bishop — church official
bisschop Bischof évêque — Chef d'une église chrétienne.