Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. borduren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor borduurt (Nederlands) in het Duits

borduren:

borduren werkwoord (borduur, borduurt, borduurde, borduurden, geborduurd)

  1. borduren (inborduren)
    sticken; einweben; einfädeln; häkeln; einnähen; einhäkeln
    • sticken werkwoord (sticke, stickst, stickt, stickte, sticktet, gestickt)
    • einweben werkwoord (webe ein, webst ein, webt ein, webte ein, webtet ein, eingewebt)
    • einfädeln werkwoord (fädele ein, fädelst ein, fädelt ein, fädelte ein, fädeltet ein, eingefädelt)
    • häkeln werkwoord (häkle, häkelst, häkelt, häkelte, häkeltet, gehäkelt)
    • einnähen werkwoord (nähe ein, nähst ein, näht ein, nähte ein, nähtet ein, eingenäht)
    • einhäkeln werkwoord (häkele ein, häkelst ein, häkelt ein, häkelte ein, häkeltet ein, eingehäkelt)

Conjugations for borduren:

o.t.t.
  1. borduur
  2. borduurt
  3. borduurt
  4. borduren
  5. borduren
  6. borduren
o.v.t.
  1. borduurde
  2. borduurde
  3. borduurde
  4. borduurden
  5. borduurden
  6. borduurden
v.t.t.
  1. heb geborduurd
  2. hebt geborduurd
  3. heeft geborduurd
  4. hebben geborduurd
  5. hebben geborduurd
  6. hebben geborduurd
v.v.t.
  1. had geborduurd
  2. had geborduurd
  3. had geborduurd
  4. hadden geborduurd
  5. hadden geborduurd
  6. hadden geborduurd
o.t.t.t.
  1. zal borduren
  2. zult borduren
  3. zal borduren
  4. zullen borduren
  5. zullen borduren
  6. zullen borduren
o.v.t.t.
  1. zou borduren
  2. zou borduren
  3. zou borduren
  4. zouden borduren
  5. zouden borduren
  6. zouden borduren
diversen
  1. borduur!
  2. borduurt!
  3. geborduurd
  4. bordurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor borduren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
einfädeln borduren; inborduren iets in te brengen hebben; inbrengen; inpassen; passen in
einhäkeln borduren; inborduren
einnähen borduren; inborduren innaaien
einweben borduren; inborduren doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; ineenstrengelen; ineenvlechten; inpassen; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; vervlechten; verweven
häkeln borduren; inborduren
sticken borduren; inborduren

Wiktionary: borduren

borduren
verb
  1. met naald en draad versieringen aanbrengen op een stuk weefsel

Cross Translation:
FromToVia
borduren sticken embroider — to stitch a decorative design on fabric with needle and thread