Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. distantiëren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor distantiëren (Nederlands) in het Duits

distantiëren:

distantiëren werkwoord (distantieer, distantieert, distantieerde, distantieerden, gedistantieerd)

  1. distantiëren
    distanzieren
    • distanzieren werkwoord (distanziere, distanzierst, distanziert, distanzierte, distanziertet, distanziert)

Conjugations for distantiëren:

o.t.t.
  1. distantieer
  2. distantieert
  3. distantieert
  4. distantiëren
  5. distantiëren
  6. distantiëren
o.v.t.
  1. distantieerde
  2. distantieerde
  3. distantieerde
  4. distantieerden
  5. distantieerden
  6. distantieerden
v.t.t.
  1. heb gedistantieerd
  2. hebt gedistantieerd
  3. heeft gedistantieerd
  4. hebben gedistantieerd
  5. hebben gedistantieerd
  6. hebben gedistantieerd
v.v.t.
  1. had gedistantieerd
  2. had gedistantieerd
  3. had gedistantieerd
  4. hadden gedistantieerd
  5. hadden gedistantieerd
  6. hadden gedistantieerd
o.t.t.t.
  1. zal distantiëren
  2. zult distantiëren
  3. zal distantiëren
  4. zullen distantiëren
  5. zullen distantiëren
  6. zullen distantiëren
o.v.t.t.
  1. zou distantiëren
  2. zou distantiëren
  3. zou distantiëren
  4. zouden distantiëren
  5. zouden distantiëren
  6. zouden distantiëren
diversen
  1. distantieer!
  2. distantieert!
  3. gedistantieerd
  4. distantiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor distantiëren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
distanzieren distantiëren

Wiktionary: distantiëren

distantiëren
verb
  1. afstand nemen