Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. eerste:
  2. eer:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor eerste (Nederlands) in het Duits

eerste:

eerste bijvoeglijk naamwoord

  1. eerste
    erste; erster; erstes
    • erste bijvoeglijk naamwoord
    • erster bijvoeglijk naamwoord
    • erstes bijvoeglijk naamwoord
  2. eerste (aanvoerend; leidend)
    leitend; tonangebend; führend; anführend

eerste [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de eerste
    der erster
    • erster [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor eerste:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
erster eerste
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anführend aanvoerend; eerste; leidend
erste eerste
erster eerste
erstes eerste
führend aanvoerend; eerste; leidend gezichtsbepalend; leidend; leidinggevend; richtinggevend; toonaangevend; vooraan; voorin; voorop
leitend aanvoerend; eerste; leidend dominant; gezaghebbend; leidend; leidinggevend; maatgevend; toonaangevend; vooraan; vooraanstaande; voorin; voorop
tonangebend aanvoerend; eerste; leidend dominant; gezaghebbend; leidend; maatgevend; toonaangevend; vooraan; vooraanstaande; voorin; voorop

Verwante woorden van "eerste":


Wiktionary: eerste

eerste
adjective
  1. (zeitlich oder örtlich oder in einer anderen Reihenfolge) an vorderster Stelle sich befindend, dem zweiten vorangehend

Cross Translation:
FromToVia
eerste erster; anfänglich initial — Spatially first, placed at the beginning, in the first position
eerste erste prime — first in time, order, or sequence
eerste erst premieradjectif numéral ordinal correspondre au nombre 1.

eer:

eer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de eer (eergevoel; trots)
    die Ehre; der Stolz; Ehrgefühl
    • Ehre [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stolz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Ehrgefühl [das ~] zelfstandig naamwoord
  2. de eer (verering; hulde)
    die Verehrung; die Huldigung

eer bijwoord

  1. eer (voordat; voor; alvorens; aleer; alvoor)
    bevor; ehe
    • bevor bijvoeglijk naamwoord
    • ehe bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor eer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ehre eer; eergevoel; trots aanzien; achting; eigenwaarde; ere; faam; glorie; naam; niveau; reputatie; roep; zelfrespect
Ehrgefühl eer; eergevoel; trots
Huldigung eer; hulde; verering eerbetoon; huldebetoon; huldeblijk; huldiging
Stolz eer; eergevoel; trots fierheid; grandeur; grootsheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; indrukwekkendheid; trots
Verehrung eer; hulde; verering aanbidding
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevor aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat tevoren; van tevoren; vooraf; vooraleer
ehe aleer; alvoor; alvorens; eer; voor; voordat

Verwante woorden van "eer":


Verwante definities voor "eer":

  1. voordat1
    • het duurde lang eer de bus kwam1
  2. wat je een goede naam geeft, waarom je bewonderd wordt1
    • de directeur ontving mij, dat was een hele eer1

Wiktionary: eer

eer
noun
  1. aanzien, roem

Cross Translation:
FromToVia
eer Ruhm glory — honour and valour
eer Ehre honour — token of praise or respect
eer Ehre honneursentiment d’une dignité morale, estimer plus haut que tous les biens, et qui porter certaines personnes à des actions loyales, nobles et courageux.
eer am liebsten; lieber le mieux — Ce qu’il y a de mieux
eer besser; am liebsten; lieber mieux — Ce qui est meilleur.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van eerste