Nederlands

Uitgebreide vertaling voor florerend (Nederlands) in het Duits

florerend:

florerend bijvoeglijk naamwoord

  1. florerend (welvarend; welgesteld)
    kapitalkräftig; vermögend; wohlhabend; in bester Form; gut gestellt; begütert; stein reich; gut situiert; finanzstark; springlebendig; sehr bemittelt; sehr reich

Vertaal Matrix voor florerend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begütert florerend; welgesteld; welvarend gegoed; in goeden doen; welgesteld
finanzstark florerend; welgesteld; welvarend blakend; fit; gefortuneerd; getraind; gezond; kapitaalkrachtig; rijk; vermogend
gut gestellt florerend; welgesteld; welvarend
gut situiert florerend; welgesteld; welvarend
in bester Form florerend; welgesteld; welvarend blakend van gezondheid; fit; gezond; zonder ziekte
kapitalkräftig florerend; welgesteld; welvarend gefortuneerd; kapitaalkrachtig; rijk; vermogend
sehr bemittelt florerend; welgesteld; welvarend
sehr reich florerend; welgesteld; welvarend gefortuneerd; rijk; vermogend
springlebendig florerend; welgesteld; welvarend blakend; blakend van gezondheid; fit; getraind; gezond; springlevend; zonder ziekte
stein reich florerend; welgesteld; welvarend
vermögend florerend; welgesteld; welvarend gegoed; in goeden doen; welgesteld
wohlhabend florerend; welgesteld; welvarend blakend; fit; getraind; gezond; in goeden doen; welgesteld

floreren:

floreren werkwoord (floreer, floreert, floreerde, floreerden, gefloreerd)

  1. floreren (bloeien; goed lopen)
    blühen; florieren; gedeihen
    • blühen werkwoord (blühe, blühst, blüht, blühte, blühtet, geblüht)
    • florieren werkwoord (floriere, florierst, floriert, florierte, floriertet, floriert)
    • gedeihen werkwoord (gedeihe, gedeihst, gedeiht, gedeihte, gedeihtet, gedeiht)

Conjugations for floreren:

o.t.t.
  1. floreer
  2. floreert
  3. floreert
  4. floreren
  5. floreren
  6. floreren
o.v.t.
  1. floreerde
  2. floreerde
  3. floreerde
  4. floreerden
  5. floreerden
  6. floreerden
v.t.t.
  1. heb gefloreerd
  2. hebt gefloreerd
  3. heeft gefloreerd
  4. hebben gefloreerd
  5. hebben gefloreerd
  6. hebben gefloreerd
v.v.t.
  1. had gefloreerd
  2. had gefloreerd
  3. had gefloreerd
  4. hadden gefloreerd
  5. hadden gefloreerd
  6. hadden gefloreerd
o.t.t.t.
  1. zal floreren
  2. zult floreren
  3. zal floreren
  4. zullen floreren
  5. zullen floreren
  6. zullen floreren
o.v.t.t.
  1. zou floreren
  2. zou floreren
  3. zou floreren
  4. zouden floreren
  5. zouden floreren
  6. zouden floreren
diversen
  1. floreer!
  2. floreert!
  3. gefloreerd
  4. florerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor floreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blühen bloeien; floreren; goed lopen bloeien; goed gaan; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen
florieren bloeien; floreren; goed lopen bloeien; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; goed gaan; het goed maken; tot hoogconjunctuur komen
gedeihen bloeien; floreren; goed lopen bloeien; gedijen; goed gaan; het goed maken; tieren; tot hoogconjunctuur komen; wassen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
blühen bloeien

Wiktionary: floreren


Cross Translation:
FromToVia
floreren blühen; florieren boom — to be prosperous
floreren blühen; gedeihen flourish — to thrive or grow well
floreren aufblühen flourish — to be in a period of greatest influence
floreren aufblühen flourish — to prosper or fare well
floreren blühen fleurirproduire des fleurs, se couvrir de fleurs, ou être en fleurs.
floreren gedeihen; gelingen; geraten; glücken; prosperieren prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.