Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gefundeerd (Nederlands) in het Duits

gefundeerd:

gefundeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gefundeerd (onderbouwd)
    begründet; solide; fundiert; untermauert; erdig; fundamental
  2. gefundeerd (op goede gronden steunend; gegrond; degelijk; )
    stichhaltig; begründet; plausibel; berechtigt
  3. gefundeerd (gegrond)
    fundiert

Vertaal Matrix voor gefundeerd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begründet aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; onderbouwd; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend doordacht; gegrond; geldig; logisch; valide; volgens de logica
berechtigt aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend bevoegd; doordacht; geautoriseerd; gegrond; geldig; terecht; valide
erdig gefundeerd; onderbouwd grondachtig; leemachtig
fundamental gefundeerd; onderbouwd basis; elementair; fundamenteel; in principe; wezenlijk
fundiert gefundeerd; gegrond; onderbouwd onderlegd
plausibel aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; geloofwaardig; plausibel; waarschijnlijk
solide gefundeerd; onderbouwd bekend; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; ferm; fiks; flink; gedegen; robuust; solide; stabiel; sterk; stevig; stevig gebouwd; van goede hoedanigheid; vertrouwd
stichhaltig aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend doordacht; gegrond; geldig; gerechtvaardigd; gewettigd; op deugdelijke gronden steunend; valide
untermauert gefundeerd; onderbouwd

funderen:

funderen werkwoord (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)

  1. funderen (baseren)
  2. funderen (grondvesten; gronden)
    gründen; etablieren; errichten; stiften; erden
    • gründen werkwoord (gründe, gründest, gründet, gründete, gründetet, gegründet)
    • etablieren werkwoord (etabliere, etablierst, etabliert, etablierte, etabliertet, etabliert)
    • errichten werkwoord (errichte, errichtest, errichtet, errichtete, errichtetet, errichtet)
    • stiften werkwoord (stifte, stiftest, stiftet, stiftete, stiftetet, gestiftet)
    • erden werkwoord (erde, erdest, erdet, erdete, erdetet, geerdet)
  3. funderen (onderheien; onderbouwen)
    gründen; fundieren; ausphälen
    • gründen werkwoord (gründe, gründest, gründet, gründete, gründetet, gegründet)
    • fundieren werkwoord (fundiere, fundierst, fundiert, fundierte, fundiertet, fundiert)
    • ausphälen werkwoord

Conjugations for funderen:

o.t.t.
  1. fundeer
  2. fundeert
  3. fundeert
  4. funderen
  5. funderen
  6. funderen
o.v.t.
  1. fundeerde
  2. fundeerde
  3. fundeerde
  4. fundeerden
  5. fundeerden
  6. fundeerden
v.t.t.
  1. heb gefundeerd
  2. hebt gefundeerd
  3. heeft gefundeerd
  4. hebben gefundeerd
  5. hebben gefundeerd
  6. hebben gefundeerd
v.v.t.
  1. had gefundeerd
  2. had gefundeerd
  3. had gefundeerd
  4. hadden gefundeerd
  5. hadden gefundeerd
  6. hadden gefundeerd
o.t.t.t.
  1. zal funderen
  2. zult funderen
  3. zal funderen
  4. zullen funderen
  5. zullen funderen
  6. zullen funderen
o.v.t.t.
  1. zou funderen
  2. zou funderen
  3. zou funderen
  4. zouden funderen
  5. zouden funderen
  6. zouden funderen
en verder
  1. is gefundeerd
  2. zijn gefundeerd
diversen
  1. fundeer!
  2. fundeert!
  3. gefundeerd
  4. funderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor funderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausphälen funderen; onderbouwen; onderheien
begründen auf baseren; funderen
beruhen auf baseren; funderen steunen op
erden funderen; gronden; grondvesten aarden; gronden; op aarde aansluiten
errichten funderen; gronden; grondvesten aanbouwen; arrangeren; bijbouwen; bouwen; construeren; iets op touw zetten; inrichten; installeren; instellen; invoeren; omhoogkomen; opbouwen; oprichten; opstijgen; opvliegen; regelen; stichten; uitbouwen
etablieren funderen; gronden; grondvesten bouwen; construeren
fundieren funderen; onderbouwen; onderheien heien
gründen funderen; gronden; grondvesten; onderbouwen; onderheien berusten; bouwen; construeren; gebaseerd zijn; instellen; invoeren; oprichten; stichten
stiften funderen; gronden; grondvesten cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; schenken

Wiktionary: funderen

funderen
verb
  1. een fundering aanbrengen

Cross Translation:
FromToVia
funderen untermauern; stützen underpin — To support from below with props or masonry
funderen fundieren; gründen; begründen fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.

Verwante vertalingen van gefundeerd