Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gevormd (Nederlands) in het Duits

gevormd:

gevormd bijvoeglijk naamwoord

  1. gevormd
    produziert; neu hergestellt

Vertaal Matrix voor gevormd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neu hergestellt gevormd
produziert gevormd gemaakt; geproduceerd; vervaardigd

Wiktionary: gevormd


Cross Translation:
FromToVia
gevormd wohlgeformt well-formed — syntactically correct

gevormd vorm van vormen:

vormen werkwoord (vorm, vormt, vormde, vormden, gevormd)

  1. vormen (vorm geven; modelleren; boetseren)
    gestalten; formen; modellieren; kneten
    • gestalten werkwoord (gestalte, gestaltest, gestaltet, gestaltete, gestaltetet, gestaltet)
    • formen werkwoord (forme, formst, formt, formte, formtet, geformt)
    • modellieren werkwoord (modelliere, modellierst, modelliert, modellierte, modelliertet, modelliert)
    • kneten werkwoord (knete, knetst, knett, knette, knettet, geknetet)
  2. vormen (vervaardigen; kneden; modelleren; maken)
    kneten; formen; bilden; gestalten; bearbeiten; modellieren; heranbilden
    • kneten werkwoord (knete, knetst, knett, knette, knettet, geknetet)
    • formen werkwoord (forme, formst, formt, formte, formtet, geformt)
    • bilden werkwoord (bilde, bildest, bildet, bildete, bildetet, gebildet)
    • gestalten werkwoord (gestalte, gestaltest, gestaltet, gestaltete, gestaltetet, gestaltet)
    • bearbeiten werkwoord (bearbeite, bearbeitest, bearbeitet, bearbeitete, bearbeitetet, bearbeitet)
    • modellieren werkwoord (modelliere, modellierst, modelliert, modellierte, modelliertet, modelliert)
    • heranbilden werkwoord (bilde heran, bildst heran, bildet heran, bildete heran, bildetet heran, herangebildet)
  3. vormen (opvoeden; grootbrengen)
    großbringen; erziehen
  4. vormen (gestalte geven; vorm geven aan)
    formen; gestalten; gestalt geben an; Form geben an

Conjugations for vormen:

o.t.t.
  1. vorm
  2. vormt
  3. vormt
  4. vormen
  5. vormen
  6. vormen
o.v.t.
  1. vormde
  2. vormde
  3. vormde
  4. vormden
  5. vormden
  6. vormden
v.t.t.
  1. heb gevormd
  2. hebt gevormd
  3. heeft gevormd
  4. hebben gevormd
  5. hebben gevormd
  6. hebben gevormd
v.v.t.
  1. had gevormd
  2. had gevormd
  3. had gevormd
  4. hadden gevormd
  5. hadden gevormd
  6. hadden gevormd
o.t.t.t.
  1. zal vormen
  2. zult vormen
  3. zal vormen
  4. zullen vormen
  5. zullen vormen
  6. zullen vormen
o.v.t.t.
  1. zou vormen
  2. zou vormen
  3. zou vormen
  4. zouden vormen
  5. zouden vormen
  6. zouden vormen
diversen
  1. vorm!
  2. vormt!
  3. gevormd
  4. vormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vormen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het vormen (beschaven; cultiveren; ontwikkelen)
    Entwickeln; Kultivieren; Zivilisieren

Vertaal Matrix voor vormen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Entwickeln beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
Kultivieren beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen bevorderen; cultiveren; stimuleren
Zivilisieren beschaven; cultiveren; ontwikkelen; vormen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Form geben an gestalte geven; vorm geven aan; vormen
bearbeiten kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen bewerken
bilden kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen afwisselen; bekwamen; bewerkstelligen; coachen; evolueren; harden; herzien; in het leven roepen; maken; muziek componeren; oefenen; ontwikkelen; realiseren; scheppen; tot ontwikkeling brengen; trainen; veranderen; verwerkelijken; verwezenlijken; verwisselen; wijzigen
erziehen grootbrengen; opvoeden; vormen bijbrengen; doceren; inlichten; leren; onderrichten; onderwijzen; voorlichten
formen boetseren; gestalte geven; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vorm geven aan; vormen in het leven roepen; maken; ontwikkelen; scheppen; tot ontwikkeling brengen
gestalt geben an gestalte geven; vorm geven aan; vormen
gestalten boetseren; gestalte geven; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vorm geven aan; vormen afwerken; fatsoeneren; garneren; in het leven roepen; maken; muziek componeren; opmaken; opsmukken; scheppen; schotels garneren; versieren; vormgeven
großbringen grootbrengen; opvoeden; vormen
heranbilden kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vormen aankweken; aanplanten; bekwamen; coachen; fokken; genereren; harden; kweken; oefenen; ontwikkelen; opkweken; planten; procreëren; telen; tot ontwikkeling brengen; trainen; verbouwen; voortbrengen
kneten boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen
modellieren boetseren; kneden; maken; modelleren; vervaardigen; vorm geven; vormen

Verwante woorden van "vormen":


Verwante definities voor "vormen":

  1. de gedaante ervan hebben1
    • deze straten vormen een kruis1
  2. het maken1
    • hij vormt een beeld uit klei1
  3. het zijn1
    • deze rivier vormt de grens tussen de twee landen1
  4. opvoeden, zijn persoonlijkheid ontwikkelen1
    • op school probeert men de jeugd te vormen1

Wiktionary: vormen

vormen
verb
  1. in de juiste vorm brengen
  2. deel uitmaken van, fungeren als bouwsteen van
  3. maken, veroorzaken
vormen
verb
  1. einem Gegenstand oder Prozess eine Form oder ein Konzept geben

Cross Translation:
FromToVia
vormen formen; bilden form — to give shape
vormen bekräftigen; bestätigen; konfirmieren confirmer — Faire persister quelqu’un dans une opinion, dans une résolution, l’affermir dans cette opinion, dans cette résolution.

Verwante vertalingen van gevormd