Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal jast

Vertaal jast van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

ja:
- ja
- tatsächlich; ja
jassen:
- schälen; pellen; enthäuten; Kartoffeln schälen
- Mäntel
Wiktionary:
- ja → ja
- ja → ja, jawohl, insofern, wofern, allerdings, freilich, immerhin, wohl, zwar
- jassen → entwenden, stehlen, entblößen, abdecken, entdecken, enthüllen

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jast (Nederlands) in het Duits

ja:

ja bijvoeglijk naamwoord

ja
ja
- ja bijvoeglijk naamwoord

ja

ja (inderdaad)
tatsächlich; ja
- tatsächlich
- ja

Vertaal Matrix voor ja:

Over	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ja	inderdaad; ja
tatsächlich	inderdaad; ja
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ja	ja	jawel; naar; wel; welnu; zoals
tatsächlich		daadwerkelijk; metterdaad

Verwante woorden van "ja":

jast, jaste

Antoniemen van "ja":

nee

Verwante definities voor "ja":

om aan te geven dat het goed is¹
- wil je koffie? ja graag¹

Wiktionary: ja

ja

adverb

duidt bevestiging of instemming aan
- ja → ja
kreet van opwinding
- ja → ja

ja

drückt Zustimmung, Einverständnis aus
- ja → ja

Cross Translation:

From	To	Via
• ja	→ ja; jawohl	↔ yeah — yes
• ja	→ ja	↔ yes — word used to indicate agreement or acceptance
• ja	→ ja	↔ yes — expression of pleasure, joy or great excitement
• ja	→ insofern; wofern; ja; allerdings; freilich; immerhin; wohl; zwar	↔ si — Conjonction qui introduit une condition (suivie d’une conséquence) ou une supposition qui peut être supprimée en utilisant un conditionnel. Dans le cas où, à condition que, supposer que.

jassen:

jassen werkwoord (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

jassen (schillen; pellen)
schälen; pellen; enthäuten
- schälen werkwoord (schäle, schälst, schält, schälte, schältet, geschält)
- pellen werkwoord
- enthäuten werkwoord (enthäute, enthäutest, enthäutet, enthäutete, enthäutetet, enthäutet)
jassen (aardappels schillen)
Kartoffeln schälen
- Kartoffeln schälen werkwoord

Conjugations for jassen:

o.t.t.

jas
jast
jast
jassen
jassen
jassen

o.v.t.

jaste
jaste
jaste
jasten
jasten
jasten

v.t.t.

heb gejast
hebt gejast
heeft gejast
hebben gejast
hebben gejast
hebben gejast

v.v.t.

had gejast
had gejast
had gejast
hadden gejast
hadden gejast
hadden gejast

o.t.t.t.

zal jassen
zult jassen
zal jassen
zullen jassen
zullen jassen
zullen jassen

o.v.t.t.

zou jassen
zou jassen
zou jassen
zouden jassen
zouden jassen
zouden jassen

en verder

is gejast

diversen

jas!
jast!
gejast
jassend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

jassen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de jassen
die Mäntel
- Mäntel [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor jassen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Mäntel	jassen	mantels; overjassen
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kartoffeln schälen	aardappels schillen; jassen
enthäuten	jassen; pellen; schillen	afhalen; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; villen
pellen	jassen; pellen; schillen
schälen	jassen; pellen; schillen	doppen; pellen; zich laten schillen

Verwante woorden van "jassen":

jas

Wiktionary: jassen

Cross Translation:

From	To	Via
• jassen	→ entwenden; stehlen; entblößen; abdecken; entdecken; enthüllen	↔ dépouiller — Traductions à trier suivant le sens

¹Muiswerk Woordenboek