Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Duits ->Vertaal katje

Vertaal katje van Nederlands naar Duits

Overzicht

Nederlands naar Duits: Meer gegevens...

katje:
- Kätzchen; Jung; Junge
kat:
- Katze; Kater; Hauskatze
Wiktionary:
- katje → Kätzchen
- katje → Kätzchen, Kätzlein, Katzerl, Katzenbaby, Katzenwelpe, Katzenjunges, Kätzli, Mieze
- kat → Katze
- kat → Kätzin, Kater, Katze, Pantoffeltiger, Felide, Feliden, Felidae

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor katje (Nederlands) in het Duits

katje:

katje [het ~] zelfstandig naamwoord

het katje (jonge kat; poesje)
Kätzchen; Jung; Junge
- Kätzchen [das ~] zelfstandig naamwoord
- Jung [das ~] zelfstandig naamwoord
- Junge [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor katje:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Jung	jonge kat; katje; poesje	hondje; jong; welp
Junge	jonge kat; katje; poesje	hondje; jong; welp
Kätzchen	jonge kat; katje; poesje

Verwante woorden van "katje":

katjes, kat

Wiktionary: katje

katje

noun

kleine Katze
- Kätzchen → katje
windbestäubter Blütenstand (ähnlich einer Ähre) an Baum und Strauch
- Kätzchen → katje

Cross Translation:

From	To	Via
• katje	→ Kätzchen	↔ catkin — botany: a type of inflorescence
• katje	→ Kätzlein; Kätzchen; Katzerl; Katzenbaby; Katzenwelpe; Katzenjunges; Kätzli	↔ kitten — A young cat
• katje	→ Kätzchen; Mieze	↔ kitty — kitten, small cat
• katje	→ Kätzchen	↔ chaton — Petit chat

katje vorm van kat:

kat [de ~] zelfstandig naamwoord

de kat
die Katze; der Kater
- Katze [die ~] zelfstandig naamwoord
- Kater [der ~] zelfstandig naamwoord
de kat (huiskat)

– klein huisdier dat miauwt ¹
die Katze; die Hauskatze
- Katze [die ~] zelfstandig naamwoord
- Hauskatze [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kat:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Hauskatze	huiskat; kat
Kater	kat	kater; katterig gevoel
Katze	huiskat; kat	poes
-	poes

Verwante woorden van "kat":

katten, katje, katjes

Synoniemen voor "kat":

poes

Verwante definities voor "kat":

hatelijke opmerking¹
- ik kréég toch een kat van hem!¹
klein huisdier dat miauwt¹
- de kat lag op de bank te slapen¹

Wiktionary: kat

kat

noun

dem Menschen verbundenes, anschmiegsames Haustier (Felis silvestris catus), in zahlreichen Rassen gezüchtet
- Katze → kat

Cross Translation:

From	To	Via
• kat	→ Kätzin; Kater; Katze; Pantoffeltiger	↔ cat — domestic species
• kat	→ Felide; Katze; Feliden; Felidae	↔ cat — member of the family Felidae
• kat	→ Katze; Kater	↔ chat — Chat domestique
• kat	→ Katze	↔ chat — Félin

¹Muiswerk Woordenboek