Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klad (Nederlands) in het Duits

klad:

klad [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de klad (proefversie; kladwerk)
    die Rohversion; die Kladde; Konzept; der Entwurf
    • Rohversion [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kladde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Konzept [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Entwurf [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor klad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Entwurf klad; kladwerk; proefversie Concept; concept; kladjes; laag; model; monster; niveau; ontwerp; peil; plan; proefje; proeve; schets; schetstekening; schrijfsels; specimen; staal; staaltje; stand; tekening; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Kladde klad; kladwerk; proefversie gekreukt papiertje; kladboek; kladje; kladschrift
Konzept klad; kladwerk; proefversie concept; kladjes; laag; model; niveau; ontwerp; peil; plan; schets; schrijfsels; stand; toonbeeld; voorbeeld; voorlopig ontwerp
Rohversion klad; kladwerk; proefversie

Verwante woorden van "klad":


klad vorm van kladden:

kladden werkwoord (klad, kladt, kladde, kladden, geklad)

  1. kladden (kalken)
    kalken; tünchen
    • kalken werkwoord (kalke, kalkst, kalkt, kalkte, kalktet, gekalkt)
    • tünchen werkwoord (tünche, tünchst, tüncht, tünchte, tünchtet, getüncht)
  2. kladden (morsen; knoeien; vlekken)
    beschmutzen; schweinigeln; beflecken; kleckern; verschmutzen; schmieren; manschen; panschen; beschmieren; verunreinigen; beklecksen
    • beschmutzen werkwoord (beschmutze, beschmutzt, beschmutzte, beschmutztet, beschmutzt)
    • schweinigeln werkwoord (schweinigele, schweinigelst, schweinigelt, schweinigelte, schweinigeltet, geschweinigelt)
    • beflecken werkwoord (beflecke, befleckst, befleckt, befleckte, beflecktet, befleckt)
    • kleckern werkwoord (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)
    • verschmutzen werkwoord (verschmutze, verschmutzt, verschmutzte, verschmutztet, verschmutzt)
    • schmieren werkwoord (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)
    • manschen werkwoord (mansche, manschst, manscht, manschte, manschtet, gemanscht)
    • panschen werkwoord (pansche, panschest, panscht, panschte, panschtet, gepanscht)
    • beschmieren werkwoord (beschmiere, beschmierst, beschmiert, beschmierte, beschmiertet, beschmiert)
    • verunreinigen werkwoord (verunreinige, verunreinigst, verunreinigt, verunreinigte, verunreinigtet, vereinigt)
    • beklecksen werkwoord (bekleckse, bekleckst, bekleckste, bekleckstet, bekleckst)

Conjugations for kladden:

o.t.t.
  1. klad
  2. kladt
  3. kladt
  4. kladden
  5. kladden
  6. kladden
o.v.t.
  1. kladde
  2. kladde
  3. kladde
  4. kladden
  5. kladden
  6. kladden
v.t.t.
  1. heb geklad
  2. hebt geklad
  3. heeft geklad
  4. hebben geklad
  5. hebben geklad
  6. hebben geklad
v.v.t.
  1. had geklad
  2. had geklad
  3. had geklad
  4. hadden geklad
  5. hadden geklad
  6. hadden geklad
o.t.t.t.
  1. zal kladden
  2. zult kladden
  3. zal kladden
  4. zullen kladden
  5. zullen kladden
  6. zullen kladden
o.v.t.t.
  1. zou kladden
  2. zou kladden
  3. zou kladden
  4. zouden kladden
  5. zouden kladden
  6. zouden kladden
en verder
  1. is geklad
diversen
  1. klad!
  2. kladt!
  3. geklad
  4. kladdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kladden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beflecken kladden; knoeien; morsen; vlekken
beklecksen kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
beschmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen
beschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken afgeven; bedoezelen; bevlekken; bevuilen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
kalken kalken; kladden bepleisteren; kalken; pleisteren; sausen; stukadoren; van pleister voorzien; witten
kleckern kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; vergieten
manschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
panschen kladden; knoeien; morsen; vlekken
schmieren kladden; knoeien; morsen; vlekken afreizen; doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladderen; kliederen; klodderen; neerkladden; oliën; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken
schweinigeln kladden; knoeien; morsen; vlekken keutelen; rotzooi maken; schuine moppen tappen; troep maken
tünchen kalken; kladden kalken; sausen; witten
verschmutzen kladden; knoeien; morsen; vlekken verontreinigen; vervuilen; viesmaken; vuilmaken
verunreinigen kladden; knoeien; morsen; vlekken bevuilen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beklecksen beklad

Verwante woorden van "kladden":