Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kluis:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kluis (Nederlands) in het Duits

kluis:

kluis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kluis (brandkast)
    der Tresor
    • Tresor [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. de kluis (bewaarkluis; safe)
    Schließfach; der Tresor

Vertaal Matrix voor kluis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schließfach bewaarkluis; kluis; safe loket voor bewaarkluizen; safeloket; safeloketten
Tresor bewaarkluis; brandkast; kluis; safe kluisje; loket voor bewaarkluizen; safeloket; safeloketten

Verwante woorden van "kluis":


Wiktionary: kluis


Cross Translation:
FromToVia
kluis Tresor safe — box in which valuables can be locked for safekeeping
kluis Gruft; Tresor vault — a secure, enclosed area