Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. kwijten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kwijten (Nederlands) in het Duits

kwijten:

kwijten werkwoord (kwijt, kweet, kweten, gekweten)

  1. kwijten
    beilegen
    • beilegen werkwoord (lege bei, legst bei, legt bei, legte bei, legtet bei, beigelegt)

Conjugations for kwijten:

o.t.t.
  1. kwijt
  2. kwijt
  3. kwijt
  4. kwijten
  5. kwijten
  6. kwijten
o.v.t.
  1. kweet
  2. kweet
  3. kweet
  4. kweten
  5. kweten
  6. kweten
v.t.t.
  1. heb gekweten
  2. hebt gekweten
  3. heeft gekweten
  4. hebben gekweten
  5. hebben gekweten
  6. hebben gekweten
v.v.t.
  1. had gekweten
  2. had gekweten
  3. had gekweten
  4. hadden gekweten
  5. hadden gekweten
  6. hadden gekweten
o.t.t.t.
  1. zal kwijten
  2. zult kwijten
  3. zal kwijten
  4. zullen kwijten
  5. zullen kwijten
  6. zullen kwijten
o.v.t.t.
  1. zou kwijten
  2. zou kwijten
  3. zou kwijten
  4. zouden kwijten
  5. zouden kwijten
  6. zouden kwijten
diversen
  1. kwijt!
  2. kwijt!
  3. gekweten
  4. kwijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kwijten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beilegen kwijten afdoen; afhandelen; beslechten; bijbetalen; bijdoen; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; erbij tellen; erbij voegen; goedmaken; insluiten; optellen; ruzie afsluiten; schikken; toevoegen; twist uit de weg ruimen; verzoenen; vrede sluiten

Wiktionary: kwijten

kwijten
verb
  1. een belofte inlossen of aan een verplichting voldoen

Verwante vertalingen van kwijten