Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. omloop:
  2. omlopen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omloop (Nederlands) in het Duits

omloop:

omloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de omloop (roulatie; circulatie; rouleren)
    die Zirkulation; der Umlauf; der Kreisläufe; der Kreislauf; der Rundlauf
  2. de omloop (wandeling; ommetje; wandeltocht; )
    der Spaziergang; die kleine Wanderung; Spazieren; der Bummel

Vertaal Matrix voor omloop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Bummel kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
Kreislauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren cyclus; kringloop
Kreisläufe circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Rundlauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Spazieren kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
Spaziergang kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht rondwandeling; voetreis; voettocht
Umlauf circulatie; omloop; roulatie; rouleren
Zirkulation circulatie; omloop; roulatie; rouleren
kleine Wanderung kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht

Verwante woorden van "omloop":


omlopen:

omlopen werkwoord (loop om, loopt om, liep om, liepen om, omgelopen)

  1. omlopen (langs een omweg lopen)
    umlaufen; via Umwege
    • umlaufen werkwoord (laufe um, laufst um, lauft um, lief um, lieft um, umgelaufen)
    • via Umwege werkwoord

Conjugations for omlopen:

o.t.t.
  1. loop om
  2. loopt om
  3. loopt om
  4. lopen om
  5. lopen om
  6. lopen om
o.v.t.
  1. liep om
  2. liep om
  3. liep om
  4. liepen om
  5. liepen om
  6. liepen om
v.t.t.
  1. ben omgelopen
  2. bent omgelopen
  3. is omgelopen
  4. zijn omgelopen
  5. zijn omgelopen
  6. zijn omgelopen
v.v.t.
  1. was omgelopen
  2. was omgelopen
  3. was omgelopen
  4. waren omgelopen
  5. waren omgelopen
  6. waren omgelopen
o.t.t.t.
  1. zal omlopen
  2. zult omlopen
  3. zal omlopen
  4. zullen omlopen
  5. zullen omlopen
  6. zullen omlopen
o.v.t.t.
  1. zou omlopen
  2. zou omlopen
  3. zou omlopen
  4. zouden omlopen
  5. zouden omlopen
  6. zouden omlopen
en verder
  1. heb omgelopen
  2. hebt omgelopen
  3. heeft omgelopen
  4. hebben omgelopen
  5. hebben omgelopen
  6. hebben omgelopen
diversen
  1. loop om!
  2. loopt om!
  3. omgelopen
  4. omlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omlopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
umlaufen langs een omweg lopen; omlopen circuleren; rouleren
via Umwege langs een omweg lopen; omlopen

Verwante woorden van "omlopen":


Wiktionary: omlopen


Cross Translation:
FromToVia
omlopen Umweg detour — intransitive: to make a detour
omlopen umkreisen orbit — circle another object

Verwante vertalingen van omloop