Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. ontschieten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontschieten (Nederlands) in het Duits

ontschieten:

ontschieten werkwoord (ontschiet, ontschoot, ontschoten, ontschoten)

  1. ontschieten (per ongeluk zeggen; ontglippen; ontvallen)
    entfahren
    • entfahren werkwoord (entfahre, entfährst, entfährt, entfuhr, entfuhrt, entfahren)

Conjugations for ontschieten:

o.t.t.
  1. ontschiet
  2. ontschiet
  3. ontschiet
  4. ontschieten
  5. ontschieten
  6. ontschieten
o.v.t.
  1. ontschoot
  2. ontschoot
  3. ontschoot
  4. ontschoten
  5. ontschoten
  6. ontschoten
v.t.t.
  1. ben ontschoten
  2. bent ontschoten
  3. is ontschoten
  4. zijn ontschoten
  5. zijn ontschoten
  6. zijn ontschoten
v.v.t.
  1. was ontschoten
  2. was ontschoten
  3. was ontschoten
  4. waren ontschoten
  5. waren ontschoten
  6. waren ontschoten
o.t.t.t.
  1. zal ontschieten
  2. zult ontschieten
  3. zal ontschieten
  4. zullen ontschieten
  5. zullen ontschieten
  6. zullen ontschieten
o.v.t.t.
  1. zou ontschieten
  2. zou ontschieten
  3. zou ontschieten
  4. zouden ontschieten
  5. zouden ontschieten
  6. zouden ontschieten
diversen
  1. ontschiet!
  2. ontschiet!
  3. ontschoten
  4. ontschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontschieten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
entfahren ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen er tussenuit knijpen; er vandoor gaan