Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dickköpfig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
bokkig; dikhoofdig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; onwrikbaar; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
|
eigensinnig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; hardhoofdig; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig; zelfstandig
|
eigenwillig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; hardhoofdig; koppig; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
|
gebieterisch
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
bazig; bevelend; heerszuchtig; overheersend
|
genau
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
accuraat; bekrompen; benepen; betrekking hebbend op economie; conscientieus; correct; desgelijks; dito; economisch; evenzo; exact; gedetailleerd; goed; juist; kleingeestig; kleinzielig; kloppend; krek; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; ook; op dezelfde wijze; precies; precies zo; punctueel; ragfijn; secuur; stipt; strikt; uitgerekend; waar; zorgvuldig
|
gerade
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
accuraat; daarnet; eerlijk; frank; glad neerliggend; juist; lineair; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; nog maar pas; op het moment; open; oprecht; overeind; pas; precies; rechtaan; rechtop; rechtschapen; rechttoe; secuur; sluik; staand; zojuist; zonet; zopas; zoëven
|
gewissenhaft
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
accuraat; conscientieus; consciëntieus; correct; gedetailleerd; gewetensvol; goed; juist; met zorg; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; precies; scrupuleus; secuur; stipt; zorgvuldig
|
gnadenlos
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
genadeloos; meedogenloos; onbarmhartig; ongenadig
|
hart
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bitter teleurgesteld; bruut; erg; fel; hard; hardop; heftig; hevig; ijzerhard; inhumaan; keihard; krachtig; luid; massief; meedogenloos; monsterlijk; niet hol; onbeheerst; ondragelijk; onmenselijk; onstuimig; onverdraagbaar; oorverdovend; rakelings; staalhard; steenhard; ternauwernood; verbitterd; wreed
|
hartherzig
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
emotieloos; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; liefdeloos; ongevoelig; zielloos
|
herrisch
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
bazig; gestreng; heerszuchtig; niet toegevend; overheersend; streng
|
herrschsüchtig
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
bazig; heerszuchtig; overheersend
|
rücksichtslos
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
hard; hardvochtig; nietsontziend; onbarmhartig; ongenadig
|
starrköpfig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; halsstarrig; hardhoofdig; hardleers; houterig; koppig; obstinaat; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; onwrikbaar; recalcitrant; star; stijf; stijfhoofdig; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; taai; tegendraads; verstard; weerbarstig; weerspannig
|
streng
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
gestreng; hard; hardop; houterig; keihard; koud; laag van temperatuur; luid; niet toegevend; oorverdovend; pittig; stijf; stijve; straf; stram; streng; strikt; stroef; volgens de regels
|
strikt
|
onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
accuraat; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; ragfijn; secuur; zorgvuldig
|
störrisch
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
agressief; bokkig; dwars; eigenwijs; eigenzinnig; gewelddadig; hardhoofdig; koppig; onbestuurbaar; onbuigzaam; onhandelbaar; onhanteerbaar; onverzettelijk; onwillig; opstandig; recalcitrant; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; weerbarstig; weerspannig
|
trotzig
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
eigenwijs; eigenzinnig; fier; flink; glorieus; groots; hardhoofdig; koppig; onbestuurbaar; onbuigzaam; onverzettelijk; onwillig; opstandig; prat; recalcitrant; stijfhoofdig; stijfkoppig; stug; taai; tegendraads; trots; weerbarstig; weerspannig
|
unerbittlich
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar; streng; strikt; stringent
|
rigoureus
|
unnachsichtig
|
onverbiddelijk; onverbiddelijke; onvermurwbaar
|
|
unversöhnlich
|
onbuigzaam; onverbiddelijk; onvermurwbaar
|
|