Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. oorzaken:
  2. oorzaak:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oorzaken (Nederlands) in het Duits

oorzaken:

oorzaken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de oorzaken (redenen; aanleidingen)
    der Anlässe; die Ursachen

Vertaal Matrix voor oorzaken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Anlässe aanleidingen; oorzaken; redenen
Ursachen aanleidingen; oorzaken; redenen

Verwante woorden van "oorzaken":


oorzaak:

oorzaak [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de oorzaak
    die Ursache; der Grund
    • Ursache [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Grund [der ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor oorzaak:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Grund oorzaak aanleiding; aarde; aardkorst; akker; basis; basislijn; beginsel; beweegreden; bodem; bodemoppervlak; bouwland; directe oorzaak; drijfveer; fundament; fundering; grond; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; motief; motivatie; principe; reden; uitgangspunt; uitgangsvorm; veld; veronderstelling; vertrekpunt; vloer
Ursache oorzaak aanleiding; beweegreden; drijfveer; motief; motivatie; reden

Verwante woorden van "oorzaak":


Antoniemen van "oorzaak":


Verwante definities voor "oorzaak":

  1. waardoor het komt1
    • de oorzaak van de ramp was een losse motor1

Wiktionary: oorzaak

oorzaak
noun
  1. datgene wat noodzakelijk en voldoende is om een zeker gevolg te hebben
oorzaak
noun
  1. vorhergehender Sachverhalt, der einen momentanen Sachverhalt wesentlich bestimmt hat

Cross Translation:
FromToVia
oorzaak Grund; Anlass; Ursache cause — source or reason of an event or action
oorzaak Ursache; Grund reason — translations to be checked: basic meaning "cause"
oorzaak Grund; Rechtsfall; Rechtssache; Ursache; Verursachung; Angelegenheit; Ding; Sache; Werk; Affäre; Geschichte; Fall; Anlaß; Veranlassung cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère.