Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. opblijven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opblijven (Nederlands) in het Duits

opblijven:

opblijven werkwoord (blijf op, blijft op, bleef op, bleven op, opgebleven)

  1. opblijven
    aufbleiben; wach bleiben
    • aufbleiben werkwoord (bleibe auf, bleibst auf, bleibt auf, blieb auf, bliebet auf, aufgeblieben)
    • wach bleiben werkwoord

Conjugations for opblijven:

o.t.t.
  1. blijf op
  2. blijft op
  3. blijft op
  4. blijven op
  5. blijven op
  6. blijven op
o.v.t.
  1. bleef op
  2. bleef op
  3. bleef op
  4. bleven op
  5. bleven op
  6. bleven op
v.t.t.
  1. ben opgebleven
  2. bent opgebleven
  3. is opgebleven
  4. zijn opgebleven
  5. zijn opgebleven
  6. zijn opgebleven
v.v.t.
  1. was opgebleven
  2. was opgebleven
  3. was opgebleven
  4. waren opgebleven
  5. waren opgebleven
  6. waren opgebleven
o.t.t.t.
  1. zal opblijven
  2. zult opblijven
  3. zal opblijven
  4. zullen opblijven
  5. zullen opblijven
  6. zullen opblijven
o.v.t.t.
  1. zou opblijven
  2. zou opblijven
  3. zou opblijven
  4. zouden opblijven
  5. zouden opblijven
  6. zouden opblijven
diversen
  1. blijf op!
  2. blijft op!
  3. opgebleven
  4. opblijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opblijven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufbleiben opblijven openblijven
wach bleiben opblijven

Verwante vertalingen van opblijven