Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
- opmaak:
-
opmaken:
- Redigieren; Zurechtmachen
- verprassen; verschwenden; vergeuden; seineErsparnisseverprassen; schminken; anmalen; gestalten; aufmachen; dekorieren; fertigstellen; verzieren; fertigmachen; garnieren; zieren; vollenden; feinmachen; verbrauchen; aufbrauchen; gebrauchen; Vorbereitungen treffen; benutzen; konsumieren
-
Wiktionary:
- opmaak → Auszeichnung
- opmaken → vergeuden, verschwenden, auseinanderjagen, redigieren, stilisieren
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opmaak (Nederlands) in het Duits
opmaak:
-
de opmaak (cosmetica; make-up; schmink; visagie; grime)
-
de opmaak (cosmetica; schoonheidsmiddelen; schmink; kosmetische middelen; make-up)
-
de opmaak
Vertaal Matrix voor opmaak:
Wiktionary: opmaak
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opmaak | → Auszeichnung | ↔ markup — notation used to indicate how text should be displayed |
opmaak vorm van opmaken:
-
opmaken (potverteren)
verprassen; verschwenden; vergeuden; seineErsparnisseverprassen-
verschwenden werkwoord (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
-
seineErsparnisseverprassen werkwoord (verprasse meine Ersparnisse, verpraßt deine Ersparnisse, verpraßt seine Ersparnisse, verpraßte seine Ersparnisse, verpraßtet euere Ersparnisse, verprast)
-
opmaken (make-up aanbrengen; opsmukken; optutten)
-
opmaken (schotels garneren; versieren; afwerken; garneren; opsmukken)
gestalten; aufmachen; dekorieren; fertigstellen; verzieren; fertigmachen; garnieren; zieren; vollenden; feinmachen-
fertigstellen werkwoord (stelle fertig, stellst fertig, stellt fertig, stellte fertig, fertiggestellt)
-
fertigmachen werkwoord (mache fertig, machst fertig, macht fertig, machte fertig, machtet fertig, fertiggemacht)
-
opmaken (verbruiken; doorjagen)
verbrauchen; aufbrauchen; gebrauchen-
aufbrauchen werkwoord (brauche auf, brauchst auf, braucht auf, brauchte auf, brauchtet auf, aufgebraucht)
-
opmaken (make-up opdoen)
-
opmaken (aanstalten maken)
-
opmaken (opgebruiken; opkrijgen)
Conjugations for opmaken:
o.t.t.
- maak op
- maakt op
- maakt op
- maken op
- maken op
- maken op
o.v.t.
- maakte op
- maakte op
- maakte op
- maakten op
- maakten op
- maakten op
v.t.t.
- heb opgemaakt
- hebt opgemaakt
- heeft opgemaakt
- hebben opgemaakt
- hebben opgemaakt
- hebben opgemaakt
v.v.t.
- had opgemaakt
- had opgemaakt
- had opgemaakt
- hadden opgemaakt
- hadden opgemaakt
- hadden opgemaakt
o.t.t.t.
- zal opmaken
- zult opmaken
- zal opmaken
- zullen opmaken
- zullen opmaken
- zullen opmaken
o.v.t.t.
- zou opmaken
- zou opmaken
- zou opmaken
- zouden opmaken
- zouden opmaken
- zouden opmaken
en verder
- ben opgemaakt
- bent opgemaakt
- is opgemaakt
- zijn opgemaakt
- zijn opgemaakt
- zijn opgemaakt
diversen
- maak op!
- maakt op!
- opgemaakt
- opmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opmaken:
Synoniemen voor "opmaken":
Verwante definities voor "opmaken":
Wiktionary: opmaken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opmaken | → vergeuden; verschwenden; auseinanderjagen | ↔ dissiper — détruire en disperser. |
• opmaken | → vergeuden; verschwenden | ↔ prodiguer — donner, dépenser avec profusion. |
• opmaken | → redigieren; stilisieren | ↔ rédiger — mettre par écrit, en bon ordre, dans un style clair et convenable, des lois, des règlements, des décisions, des résolutions prises dans une assemblée, ou les matériaux d’un ouvrage, ou les idées fournir en commun pour quelque écrire |