Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor senior (Nederlands) in het Duits

senior:

senior bijvoeglijk naamwoord

  1. senior (oudste)
    alteste; senior

senior [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de senior (oudste; nestor)
    der Älteste; der Senior; der Oberfeldwebel; der Altmeister; der Ältere; der Major

Vertaal Matrix voor senior:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Altmeister nestor; oudste; senior deken van een gilde; gildenmeester; meester; nestor; oudste firmant; oudste van een groep personen
Major nestor; oudste; senior majoor
Oberfeldwebel nestor; oudste; senior hoofdagent; majoor; politieagent van hogere rang
Senior nestor; oudste; senior 65-plusser; AOWer; nestor; oudere; oudste firmant; oudste van een groep personen
Ältere nestor; oudste; senior 65-plusser; AOWer; oudelui; oudere; ouderen
Älteste nestor; oudste; senior nestor; oudste van een groep personen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
alteste oudste; senior
senior oudste; senior oudere

Verwante woorden van "senior":

  • senioren, seniore