Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stipuleren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stipuleren (Nederlands) in het Duits

stipuleren:

stipuleren werkwoord (stipuleer, stipuleert, stipuleerde, stipuleerden, gestipuleerd)

  1. stipuleren
    bedingen; stipulieren
    • bedingen werkwoord (bedinge, bedingst, bedingt, bedingte, bedingtet, bedingt)
    • stipulieren werkwoord (stipuliere, stipulierst, stipuliert, stipulierte, stipuliertet, stipuliert)

Conjugations for stipuleren:

o.t.t.
  1. stipuleer
  2. stipuleert
  3. stipuleert
  4. stipuleren
  5. stipuleren
  6. stipuleren
o.v.t.
  1. stipuleerde
  2. stipuleerde
  3. stipuleerde
  4. stipuleerden
  5. stipuleerden
  6. stipuleerden
v.t.t.
  1. heb gestipuleerd
  2. hebt gestipuleerd
  3. heeft gestipuleerd
  4. hebben gestipuleerd
  5. hebben gestipuleerd
  6. hebben gestipuleerd
v.v.t.
  1. had gestipuleerd
  2. had gestipuleerd
  3. had gestipuleerd
  4. hadden gestipuleerd
  5. hadden gestipuleerd
  6. hadden gestipuleerd
o.t.t.t.
  1. zal stipuleren
  2. zult stipuleren
  3. zal stipuleren
  4. zullen stipuleren
  5. zullen stipuleren
  6. zullen stipuleren
o.v.t.t.
  1. zou stipuleren
  2. zou stipuleren
  3. zou stipuleren
  4. zouden stipuleren
  5. zouden stipuleren
  6. zouden stipuleren
en verder
  1. ben gestipuleerd
  2. bent gestipuleerd
  3. is gestipuleerd
  4. zijn gestipuleerd
  5. zijn gestipuleerd
  6. zijn gestipuleerd
diversen
  1. stipuleer!
  2. stipuleert!
  3. gestipuleerd
  4. stipulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stipuleren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedingen stipuleren bepalen; determineren; vaststellen
stipulieren stipuleren

Wiktionary: stipuleren


Cross Translation:
FromToVia
stipuleren stipulieren stipulate — to require as a condition of a contract or agreement