Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stomp (Nederlands) in het Duits

stomp:

stomp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de stomp (stronk)
    der Stumpf; der Strunk
    • Stumpf [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Strunk [der ~] zelfstandig naamwoord

stomp bijvoeglijk naamwoord

  1. stomp
    stumpf; klobig

Vertaal Matrix voor stomp:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Strunk stomp; stronk
Stumpf stomp; stronk boomstronk; stobbe; stronk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klobig stomp aanmatigend; bot; dorps; lomp; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; onopgevoed; respectloos
stumpf stomp achterlijk; afgestompt; afgevlakt; beslagen; bot; breinloos; dof; dom; eenvoudig; flets; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; hersenloos; idioot; licht; lomp; makkelijk; mat; niet helder; niet moeilijk; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onnozel; onopgevoed; onverstandig; simpel; stompzinnig; stupide; verstandeloos

Verwante woorden van "stomp":

  • stompheid, stompen, stomper, stompere, stompst, stompste, stompe

Antoniemen van "stomp":


Verwante definities voor "stomp":

  1. kort dik overblijfsel van lang ding1
    • er is nog maar een stompje van het potlood over1
  2. met afgeronde punt1
    • deze kerk heeft een stompe toren1
  3. stoot met je vuist of elleboog1
    • hij gaf mij een stomp met zijn elleboog1

Wiktionary: stomp

stomp
noun
  1. ein kurzes Reststück, was übrig geblieben ist
adjective
  1. Mathematik: Eigenschaft eines Winkels, der zwischen 90° und 180° groß ist

Cross Translation:
FromToVia
stomp stumpf; abgestumpft blunt — Having a thick edge or point, as an instrument
stomp stumpf dull — lacking the ability to cut easily; not sharp
stomp Stumpf stub — something cut short, blunted, or stunted
stomp Stumpf stump — remains of something that has been cut off
stomp stumpf contondant — Qui blesser sans percer ni couper, mais en faisant des contusions, comme un bâton, un marteau, etc.
stomp stumpf; an; bedeutend; bedeutsam; beträchtlich; erheblich; ernst; wichtig grave — Qui peut avoir des conséquences fâcheuses.
stomp Stummel; Stumpf moignon — Ce qui rester d’un bras, d’une jambe, d’une cuisse coupée.
stomp stumpf mousse — (vieilli) Qui est émoussé, qui a perdu son tranchant, en parlant d’une lame.
stomp stumpf obtus — biologie|fr Qui est arrondir, émousser au lieu d’être anguleux ou pointu.
stomp taub sourd — Qui est privé du sens de l’ouïe
stomp stumpf; matt; trübe; glanzlos; blind; leblos terne — Qui n’a pas l’éclat qu’il doit avoir, ou qui en a peu en comparaison d’une autre chose.
stomp Stummel; Stumpf tronçon — section d'un objet allongé

stompen:

stompen werkwoord (stomp, stompt, stompte, stompten, gestompt)

  1. stompen (rammen; hengsten)
    stoßen; puffen; knuffen
    • stoßen werkwoord (stoße, stößt, stieß, stießt, gestoßen)
    • puffen werkwoord (puffe, puffst, pufft, puffte, pufftet, gepufft)
    • knuffen werkwoord

Conjugations for stompen:

o.t.t.
  1. stomp
  2. stompt
  3. stompt
  4. stompen
  5. stompen
  6. stompen
o.v.t.
  1. stompte
  2. stompte
  3. stompte
  4. stompten
  5. stompten
  6. stompten
v.t.t.
  1. heb gestompt
  2. hebt gestompt
  3. heeft gestompt
  4. hebben gestompt
  5. hebben gestompt
  6. hebben gestompt
v.v.t.
  1. had gestompt
  2. had gestompt
  3. had gestompt
  4. hadden gestompt
  5. hadden gestompt
  6. hadden gestompt
o.t.t.t.
  1. zal stompen
  2. zult stompen
  3. zal stompen
  4. zullen stompen
  5. zullen stompen
  6. zullen stompen
o.v.t.t.
  1. zou stompen
  2. zou stompen
  3. zou stompen
  4. zouden stompen
  5. zouden stompen
  6. zouden stompen
en verder
  1. ben gestompt
  2. bent gestompt
  3. is gestompt
  4. zijn gestompt
  5. zijn gestompt
  6. zijn gestompt
diversen
  1. stomp!
  2. stompt!
  3. gestompt
  4. stompend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stompen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de stompen (beenstompen; armstompen)
    der Beinstümpfe

stompen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het stompen (stoten; duwen)
    die Stöße
    • Stöße [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor stompen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Beinstümpfe armstompen; beenstompen; stompen
Stöße duwen; stompen; stoten aanrijdingen; botsingen; vlagen; windstoten; windvlagen; zwemslagen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knuffen hengsten; rammen; stompen
puffen hengsten; rammen; stompen
stoßen hengsten; rammen; stompen aanduwen; aanrijden; botsen; direct leiden; een por geven; heen en weer bewegen; keihard trappen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; porren; schoppen; schudden; stoten; stoten op; toesteken; toestoten; trappen; trappen geven; vastlopen

Verwante woorden van "stompen":