Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. stremmen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stremmen (Nederlands) in het Duits

stremmen:

stremmen werkwoord (strem, stremt, stremde, stremden, gestremd)

  1. stremmen (blokkeren)
    sperren; absperren; zusperren
    • sperren werkwoord (sperre, sperrst, sperrt, sperrte, sperrtet, gesperrt)
    • absperren werkwoord (sperre ab, sperrst ab, sperrt ab, sperrte ab, sperrtet ab, abgesperrt)
    • zusperren werkwoord (sperre zu, sperrst zu, sperrt zu, sperrte zu, sperrtet zu, zugesperrt)
  2. stremmen (stijf worden)

Conjugations for stremmen:

o.t.t.
  1. strem
  2. stremt
  3. stremt
  4. stremmen
  5. stremmen
  6. stremmen
o.v.t.
  1. stremde
  2. stremde
  3. stremde
  4. stremden
  5. stremden
  6. stremden
v.t.t.
  1. ben gestremd
  2. bent gestremd
  3. is gestremd
  4. zijn gestremd
  5. zijn gestremd
  6. zijn gestremd
v.v.t.
  1. was gestremd
  2. was gestremd
  3. was gestremd
  4. waren gestremd
  5. waren gestremd
  6. waren gestremd
o.t.t.t.
  1. zal stremmen
  2. zult stremmen
  3. zal stremmen
  4. zullen stremmen
  5. zullen stremmen
  6. zullen stremmen
o.v.t.t.
  1. zou stremmen
  2. zou stremmen
  3. zou stremmen
  4. zouden stremmen
  5. zouden stremmen
  6. zouden stremmen
diversen
  1. strem!
  2. stremt!
  3. gestremd
  4. stremmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stremmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absperren blokkeren; stremmen afdekken; afgrendelen; afschermen; afschutten; afsluiten; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen
sperren blokkeren; stremmen afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen
steif werden stijf worden; stremmen opstijven; verstarren; verstenen; verstijven
zusperren blokkeren; stremmen afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toedoen; toemaken; toetrekken; vergrendelen

Wiktionary: stremmen

stremmen
verb
  1. neerslaan van opgeloste eiwitten
stremmen
  1. zusammenklumpen und ausfallen einer Substanz aus einer Suspension oder Lösung