Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. touperen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor touperen (Nederlands) in het Duits

touperen:

touperen werkwoord (toupeer, toupeert, toupeerde, toupeerden, getoupeerd)

  1. touperen
    toupieren
    • toupieren werkwoord (toupiere, toupierst, toupiert, toupierte, toupiertet, toupiert)

Conjugations for touperen:

o.t.t.
  1. toupeer
  2. toupeert
  3. toupeert
  4. touperen
  5. touperen
  6. touperen
o.v.t.
  1. toupeerde
  2. toupeerde
  3. toupeerde
  4. toupeerden
  5. toupeerden
  6. toupeerden
v.t.t.
  1. heb getoupeerd
  2. hebt getoupeerd
  3. heeft getoupeerd
  4. hebben getoupeerd
  5. hebben getoupeerd
  6. hebben getoupeerd
v.v.t.
  1. had getoupeerd
  2. had getoupeerd
  3. had getoupeerd
  4. hadden getoupeerd
  5. hadden getoupeerd
  6. hadden getoupeerd
o.t.t.t.
  1. zal touperen
  2. zult touperen
  3. zal touperen
  4. zullen touperen
  5. zullen touperen
  6. zullen touperen
o.v.t.t.
  1. zou touperen
  2. zou touperen
  3. zou touperen
  4. zouden touperen
  5. zouden touperen
  6. zouden touperen
en verder
  1. ben getoupeerd
  2. bent getoupeerd
  3. is getoupeerd
  4. zijn getoupeerd
  5. zijn getoupeerd
  6. zijn getoupeerd
diversen
  1. toupeer!
  2. toupeert!
  3. getoupeerd
  4. touperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor touperen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toupieren touperen