Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. tuiten:
  2. tuit:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tuiten (Nederlands) in het Duits

tuiten:

tuiten werkwoord (tuit, tuitte, tuitten, getuit)

  1. tuiten
    gellen

Conjugations for tuiten:

o.t.t.
  1. tuit
  2. tuit
  3. tuit
  4. tuiten
  5. tuiten
  6. tuiten
o.v.t.
  1. tuitte
  2. tuitte
  3. tuitte
  4. tuitten
  5. tuitten
  6. tuitten
v.t.t.
  1. heb getuit
  2. hebt getuit
  3. heeft getuit
  4. hebben getuit
  5. hebben getuit
  6. hebben getuit
v.v.t.
  1. had getuit
  2. had getuit
  3. had getuit
  4. hadden getuit
  5. hadden getuit
  6. hadden getuit
o.t.t.t.
  1. zal tuiten
  2. zult tuiten
  3. zal tuiten
  4. zullen tuiten
  5. zullen tuiten
  6. zullen tuiten
o.v.t.t.
  1. zou tuiten
  2. zou tuiten
  3. zou tuiten
  4. zouden tuiten
  5. zouden tuiten
  6. zouden tuiten
en verder
  1. ben getuit
  2. bent getuit
  3. is getuit
  4. zijn getuit
  5. zijn getuit
  6. zijn getuit
diversen
  1. tuit!
  2. tuitt!
  3. getuit
  4. tuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

tuiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de tuiten (schenktuiten)
    der Ausgießer

Vertaal Matrix voor tuiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Ausgießer schenktuiten; tuiten mondstukken van tabakspijpen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gellen tuiten

Verwante woorden van "tuiten":


Wiktionary: tuiten


Cross Translation:
FromToVia
tuiten schürzen pout — push out one’s lips
tuiten schnurren; summen ronronnerfaire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement.

tuit:

tuit [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de tuit
    die Tülle; der Schnabel; die Schnauze
    • Tülle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schnabel [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schnauze [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tuit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Schnabel tuit bek; mondstukken van tabakspijpen; muil; smoel; smoelwerk; snavel; vogelbek; waffel
Schnauze tuit bek; grote bek; grote mond; muil; smoel; smoelwerk; snufferd; waffel
Tülle tuit buisje; schenktuit

Verwante woorden van "tuit":


Wiktionary: tuit

tuit
noun
  1. Zoologie: das Mundwerkzeug bestimmter Tiere

Cross Translation:
FromToVia
tuit Schmollmund pout — facial expression
tuit Schnabel; Tülle; Spitze; Schnauze bec — Traductions à trier suivant le sens