Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitelkaar:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitelkaar (Nederlands) in het Duits

uitelkaar:

uitelkaar bijvoeglijk naamwoord

  1. uitelkaar (uit elkander; uit elkaar; uiteen; )
    auseinander; entzwei

Vertaal Matrix voor uitelkaar:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
auseinander uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen
entzwei uit elkaar; uit elkander; uiteen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen aan stukken; beschadigd; defect; doormidden; gebarsten; gebroken; in stukken; kapot; middendoor; onklaar; stuk