Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitgieren:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgieren (Nederlands) in het Duits

uitgieren:

uitgieren werkwoord

  1. uitgieren
    sich kranklachen; sich totlachen
    • sich kranklachen werkwoord (lache mich, lachst dich, lacht sich, lachte sich, lachtet euch, sich gelacht)
    • sich totlachen werkwoord (lache mich tot, lachst dich tot, lacht sich tot, lachte sich tot, lachtet euch tot, sich totgelacht)

Vertaal Matrix voor uitgieren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sich kranklachen uitgieren bescheuren; gieren; hard lachen; zich bescheuren
sich totlachen uitgieren bescheuren; zich bescheuren