Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. uitzweten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitzweten (Nederlands) in het Duits

uitzweten:

uitzweten werkwoord (zweet uit, zweette uit, zweetten uit, uitgezweet)

  1. uitzweten (zweten)
    ausschwitzen; schwitzen
    • ausschwitzen werkwoord (schwitze aus, schwitzt aus, schwitzte aus, schwitztet aus, ausgeschwitzt)
    • schwitzen werkwoord (schwitze, schwitzt, schwitzte, schwitztet, geschwitzt)

Conjugations for uitzweten:

o.t.t.
  1. zweet uit
  2. zweet uit
  3. zweet uit
  4. zweten uit
  5. zweten uit
  6. zweten uit
o.v.t.
  1. zweette uit
  2. zweette uit
  3. zweette uit
  4. zweetten uit
  5. zweetten uit
  6. zweetten uit
v.t.t.
  1. heb uitgezweet
  2. hebt uitgezweet
  3. heeft uitgezweet
  4. hebben uitgezweet
  5. hebben uitgezweet
  6. hebben uitgezweet
v.v.t.
  1. had uitgezweet
  2. had uitgezweet
  3. had uitgezweet
  4. hadden uitgezweet
  5. hadden uitgezweet
  6. hadden uitgezweet
o.t.t.t.
  1. zal uitzweten
  2. zult uitzweten
  3. zal uitzweten
  4. zullen uitzweten
  5. zullen uitzweten
  6. zullen uitzweten
o.v.t.t.
  1. zou uitzweten
  2. zou uitzweten
  3. zou uitzweten
  4. zouden uitzweten
  5. zouden uitzweten
  6. zouden uitzweten
en verder
  1. ben uitgezweet
  2. bent uitgezweet
  3. is uitgezweet
  4. zijn uitgezweet
  5. zijn uitgezweet
  6. zijn uitgezweet
diversen
  1. zweet uit!
  2. zweet uit!
  3. uitgezweet
  4. uitzwetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor uitzweten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ausschwitzen uitzweten; zweten
schwitzen uitzweten; zweten doen zweten; transpireren; zweten