Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vliedend:
  2. vlieden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vliedend (Nederlands) in het Duits

vliedend:

vliedend bijvoeglijk naamwoord

  1. vliedend (vloeiend; vlot; stromend)
    fließend; flüssig; strömend

Vertaal Matrix voor vliedend:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fließend stromend; vliedend; vloeiend; vlot lopend
flüssig stromend; vliedend; vloeiend; vlot liquide; vloeibaar
strömend stromend; vliedend; vloeiend; vlot

vliedend vorm van vlieden:

vlieden werkwoord (vlied, vliedt, vlood, vloden, gevloden)

  1. vlieden (vluchten; wegvluchten)
    flüchten; fliehen
    • flüchten werkwoord (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • fliehen werkwoord (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)

Conjugations for vlieden:

o.t.t.
  1. vlied
  2. vliedt
  3. vliedt
  4. vlieden
  5. vlieden
  6. vlieden
o.v.t.
  1. vlood
  2. vlood
  3. vlood
  4. vloden
  5. vloden
  6. vloden
v.t.t.
  1. ben gevloden
  2. bent gevloden
  3. is gevloden
  4. zijn gevloden
  5. zijn gevloden
  6. zijn gevloden
v.v.t.
  1. was gevloden
  2. was gevloden
  3. was gevloden
  4. waren gevloden
  5. waren gevloden
  6. waren gevloden
o.t.t.t.
  1. zal vlieden
  2. zult vlieden
  3. zal vlieden
  4. zullen vlieden
  5. zullen vlieden
  6. zullen vlieden
o.v.t.t.
  1. zou vlieden
  2. zou vlieden
  3. zou vlieden
  4. zouden vlieden
  5. zouden vlieden
  6. zouden vlieden
diversen
  1. vlied!
  2. vliedt!
  3. gevloden
  4. vliedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vlieden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fliehen vlieden; vluchten; wegvluchten er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; wijken; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
flüchten vlieden; vluchten; wegvluchten de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken

Wiktionary: vlieden

vlieden
verb
  1. formeel: (van tijd) voorbijgaan
  2. formeel: snel weg trachten te komen, vluchten

Computer vertaling door derden: