Overzicht
Nederlands naar Duits:   Meer gegevens...
  1. vollopen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vollopen (Nederlands) in het Duits

vollopen:

vollopen werkwoord (loop vol, loopt vol, liep vol, liepen vol, volgelopen)

  1. vollopen (vol worden)
    vollaufen; füllen
    • vollaufen werkwoord (laufe voll, läufst voll, läuft voll, lief voll, liefet voll, vollgelaufen)
    • füllen werkwoord (fülle, füllst, füllt, füllte, fülltet, gefüllt)

Conjugations for vollopen:

o.t.t.
  1. loop vol
  2. loopt vol
  3. loopt vol
  4. lopen vol
  5. lopen vol
  6. lopen vol
o.v.t.
  1. liep vol
  2. liep vol
  3. liep vol
  4. liepen vol
  5. liepen vol
  6. liepen vol
v.t.t.
  1. ben volgelopen
  2. bent volgelopen
  3. is volgelopen
  4. zijn volgelopen
  5. zijn volgelopen
  6. zijn volgelopen
v.v.t.
  1. was volgelopen
  2. was volgelopen
  3. was volgelopen
  4. waren volgelopen
  5. waren volgelopen
  6. waren volgelopen
o.t.t.t.
  1. zal vollopen
  2. zult vollopen
  3. zal vollopen
  4. zullen vollopen
  5. zullen vollopen
  6. zullen vollopen
o.v.t.t.
  1. zou vollopen
  2. zou vollopen
  3. zou vollopen
  4. zouden vollopen
  5. zouden vollopen
  6. zouden vollopen
diversen
  1. loop vol!
  2. loopt vol!
  3. volgelopen
  4. vollopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor vollopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
füllen vol worden; vollopen bijvullen; bottelen; opvullen; plomberen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volschenken; volstorten; vullen
vollaufen vol worden; vollopen

Wiktionary: vollopen


Cross Translation:
FromToVia
vollopen anfüllen; auffüllen fill up — make full