Overzicht
Nederlands naar Duits: Meer gegevens...
-
voorkomend:
- zuvorkommen; gefällig; entgegenkommen; dienstbar; höflich; wohlerzogen; freundlich; nett; hilfsbereit; behilflich; herzlich; entgegenkommend; attent; süß; erfreulich; liebenswürdig; sympathisch; sanftmütig; angenehm; gutartig; kameradschaftlich; umgänglich; bereitwillig; leutselig; gutherzig; gönnerhaft; dienstbereit; spaßhaft; freundschaftlich; dienstfertig; herzgewinnend
- voorkomen:
-
Wiktionary:
- voorkomend → zuvorkommend, nachdenklich, bedächtig, freundlich, nett, liebenswürtig, entgegenkommend, umgänglich, leutselig, liebenswürdig
- voorkomen → vorkommen, erscheinen, geschehen, scheinen, dünken, abwenden, vermeiden, vorbeugen
- voorkomen → Existenz, Sein, Auftreten, Art und Weise, passieren, vorkommen, Luft, Anschein, Ansehen, Augenschein, Aussehen, Schein, Äußere, Gesicht, Miene, Anblick, Aspekt, Erscheinung, Eile, Geschwindigkeit, Hast, Erfolg haben, gelingen, bestehen, geschehen, sich ereignen, stattfinden, hingeraten, ankommen, eintreffen, gelangen, zukommen, herzukommen, in Schlaf versetzen, schlafen machen, scheinen, aussehen, erscheinen, zum Vorschein kommen, sich zeigen, auftauchen, zutage treten, an den Tag kommen, ans Licht kommen, als … dastehen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voorkomend (Nederlands) in het Duits
voorkomend:
-
voorkomend (gedienstig; dienstwillig)
zuvorkommen; gefällig; entgegenkommen; dienstbar; höflich-
zuvorkommen bijvoeglijk naamwoord
-
gefällig bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommen bijvoeglijk naamwoord
-
dienstbar bijvoeglijk naamwoord
-
höflich bijvoeglijk naamwoord
-
-
voorkomend (hoffelijk; attent; galant; ridderlijk)
-
voorkomend (welopgevoed; beleefd; beschaafd; wellevend; gemanierd)
wohlerzogen-
wohlerzogen bijvoeglijk naamwoord
-
-
voorkomend (goedaardig; vriendelijk; aardig; goedhartig; behulpzaam; zachtaardig; attent; hulpvaardig; aangenaam; plezierig)
freundlich; nett; hilfsbereit; behilflich; herzlich; entgegenkommend; attent; süß; erfreulich; liebenswürdig; gefällig; sympathisch; sanftmütig; angenehm; gutartig; kameradschaftlich; umgänglich; bereitwillig; leutselig; gutherzig; gönnerhaft; dienstbereit; spaßhaft; freundschaftlich; dienstfertig; herzgewinnend-
freundlich bijvoeglijk naamwoord
-
nett bijvoeglijk naamwoord
-
hilfsbereit bijvoeglijk naamwoord
-
behilflich bijvoeglijk naamwoord
-
herzlich bijvoeglijk naamwoord
-
entgegenkommend bijvoeglijk naamwoord
-
attent bijvoeglijk naamwoord
-
süß bijvoeglijk naamwoord
-
erfreulich bijvoeglijk naamwoord
-
liebenswürdig bijvoeglijk naamwoord
-
gefällig bijvoeglijk naamwoord
-
sympathisch bijvoeglijk naamwoord
-
sanftmütig bijvoeglijk naamwoord
-
angenehm bijvoeglijk naamwoord
-
gutartig bijvoeglijk naamwoord
-
kameradschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
umgänglich bijvoeglijk naamwoord
-
bereitwillig bijvoeglijk naamwoord
-
leutselig bijvoeglijk naamwoord
-
gutherzig bijvoeglijk naamwoord
-
gönnerhaft bijvoeglijk naamwoord
-
dienstbereit bijvoeglijk naamwoord
-
spaßhaft bijvoeglijk naamwoord
-
freundschaftlich bijvoeglijk naamwoord
-
dienstfertig bijvoeglijk naamwoord
-
herzgewinnend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor voorkomend:
Verwante woorden van "voorkomend":
Wiktionary: voorkomend
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorkomend | → zuvorkommend | ↔ considerate — thoughtful |
• voorkomend | → nachdenklich; bedächtig | ↔ thoughtful — demonstrating thought or careful consideration |
• voorkomend | → freundlich; nett; liebenswürtig; entgegenkommend; umgänglich; leutselig | ↔ affable — Personne aimable et bienveillante à qui on peut parler (qui écouter et comprendre). |
• voorkomend | → liebenswürdig; freundlich; nett; entgegenkommend; umgänglich; leutselig | ↔ aimable — Qui mériter d’aimer. |
• voorkomend | → freundlich; nett; liebenswürtig; entgegenkommend; umgänglich; leutselig | ↔ amène — agréable, attrayant. |
voorkomen:
-
voorkomen (zich voordoen; gebeuren; plaats hebben)
-
voorkomen (een bezwaar ondervangen; ondervangen)
vermeiden; vorkommen; verhüten; zuvorkommen; überholen-
zuvorkommen werkwoord (komme zuvor, kommst zuvor, kommt zuvor, kam zuvor, kamt zuvor, zuvorgekommen)
Conjugations for voorkomen:
o.t.t.
- voorkom
- voorkomt
- voorkomt
- voorkomen
- voorkomen
- voorkomen
o.v.t.
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwam
- voorkwamen
- voorkwamen
- voorkwamen
v.t.t.
- heb voorkomen
- hebt voorkomen
- heeft voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
- hebben voorkomen
v.v.t.
- had voorkomen
- had voorkomen
- had voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
- hadden voorkomen
o.t.t.t.
- zal voorkomen
- zult voorkomen
- zal voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
- zullen voorkomen
o.v.t.t.
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zou voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
- zouden voorkomen
diversen
- voorkom!
- voorkomt!
- voorkomen
- voorkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het voorkomen (uiterlijk; verschijning; gedaante; type; buitenkant; vorm; vertoon; aanzien; aangezicht; gelaat)
-
het voorkomen (iemand zijn uiterlijk; verschijning; uiterlijk; gedaante; vorm; vertoon; buitenkant; aangezicht)
-
het voorkomen (dekmantel; façade; schijn; masker)
der Deckmantel
-
voorkomen (beletten; verhinderen; belemmeren; voorkómen)
behindern; aufhalten; hindern; blockieren; hemmen; stören; entgegenarbeiten-
entgegenarbeiten werkwoord
Vertaal Matrix voor voorkomen:
Verwante woorden van "voorkomen":
Verwante definities voor "voorkomen":
Wiktionary: voorkomen
voorkomen
Cross Translation:
verb
Cross Translation: