Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zindelijkheid (Nederlands) in het Duits

zindelijkheid:

zindelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de zindelijkheid
    die Sauberkeit; die Reinheit

Vertaal Matrix voor zindelijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Reinheit zindelijkheid keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; smetteloosheid
Sauberkeit zindelijkheid keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; reinheid; smetteloosheid; vlekkeloosheid; zuiverheid

Verwante woorden van "zindelijkheid":


Wiktionary: zindelijkheid


Cross Translation:
FromToVia
zindelijkheid Toilettentraining toilet training — The act of training a young child to use the toilet

zindelijk:

zindelijk bijvoeglijk naamwoord

  1. zindelijk (proper; schoon)
    sauber; aufgeräumt; reinlich; sauber und rein; gepflegt; ordentlich; hygienisch; rein; geordnet

Vertaal Matrix voor zindelijk:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aufgeräumt proper; schoon; zindelijk netjes; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; schoon; zuiver
geordnet proper; schoon; zindelijk geordend; gepland; gerangschikt; goed geordend; methodisch; opgeruimd; ordelijk; planmatig; stelselmatig; systematisch; welgeordend
gepflegt proper; schoon; zindelijk aangekleed; beschaafd; chic; decent; deftig; eerbaar; elegant; esthetisch; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedistingeerd; gekleed; manierlijk; met zorg aangekweekt; modieuze verfijning; netjes; ontwikkeld; opgeruimd; ordelijk; schoon; smaakvol; stijlvol; verfijnd; vooraanstaand; voornaam; welvoeglijk
hygienisch proper; schoon; zindelijk blakend; fit; getraind; gezond; hygiënisch
ordentlich proper; schoon; zindelijk behoorlijk; betamelijk; correct; danig; deugdzaam; duchtig; eerzaam; fatsoenlijk; goed geordend; keurig; methodisch; netjes; onberispelijk; onbesproken; opgeruimd; ordelijk; ordentelijk; planmatig; proper; schoon; stelselmatig; systematisch; welgeordend; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig; zuiver
rein proper; schoon; zindelijk cru; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygiënisch; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; natuurlijk; net; netjes; onaangebroken; onaangeraakt; onaangeroerd; onaangetast; onbesmet; onbevlekt; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; ongerept; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onverzwakt; openlijk; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
reinlich proper; schoon; zindelijk hygiënisch
sauber proper; schoon; zindelijk brandschoon; decent; eerbaar; fatsoenlijk; gekuist; gereinigd; gewoonweg; hygienisch; hygiënisch; klinkklaar; kuis; manierlijk; netjes; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; rechttoe; rein; schoon; smetteloos; vlekkeloos; welvoeglijk; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
sauber und rein proper; schoon; zindelijk hygiënisch; proper; schoon; zuiver

Verwante woorden van "zindelijk":


Wiktionary: zindelijk

zindelijk
adjective
  1. reinlich, keinen Schmutz produzierend
  2. die Wohnung nicht beschmutzend, die Notdurft im Freien verrichtend

Cross Translation:
FromToVia
zindelijk stubenrein housebroken — trained to avoid urinating or defecating in the house
zindelijk eigen; eigenlich; wahr; wirklich; geeignet; tauglich propre — Qui appartenir exclusivement à une personne ou à une chose.
zindelijk einfach; einfältig; blank; rein; reinlich; sauber; absolut; losgelöst; beziehungslos; uneingeschränkt; unumschränkt; unabhängig; unvermischt pur — Qui est sans mélange.