Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- brief:
-
Wiktionary:
- brief → letter, epistle, line, cover letter
- brief → letter
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- brief:
-
Wiktionary:
- brief → samengevat, kort, bondig, kortstondig
- brief → kort, eisenpakket, lastenboek, lastenkohier, keuze, aangelegenheid, affaire, ding, zaak, oorzaak, reden, beknopt, bondig, kernachtig, summier, zakelijk, kortstondig, lastbrief, mandaat, volmacht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor brief (Nederlands) in het Engels
brief:
-
de brief
-
brief
Vertaal Matrix voor brief:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
epistle | brief; epistel; schrijven | |
letter | brief | huurbaas; verhuurder; verpachter |
missive | brief | epistel; zendbrief der Apostelen |
Verwante woorden van "brief":
Verwante definities voor "brief":
Wiktionary: brief
brief
Cross Translation:
noun
brief
noun
-
letter, written form of communication
-
written message
-
letter to introduce a document
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• brief | → letter | ↔ Brief — eine geschriebene, verschlossene Mitteilung, die (meist gegen Bezahlung) per Post oder Boten verschickt wird |
• brief | → letter | ↔ lettre — Message écrit |
Verwante vertalingen van brief
Engels
Uitgebreide vertaling voor brief (Engels) in het Nederlands
brief:
-
brief (concise; briefly worded; summarized; terse; condensed; succinct)
-
brief (cursory; fast)
vluchtig; kortstondig; terloops; haastig-
vluchtig bijvoeglijk naamwoord
-
kortstondig bijvoeglijk naamwoord
-
terloops bijvoeglijk naamwoord
-
haastig bijvoeglijk naamwoord
-
-
brief (briefly worded; summarized)
samengevat-
samengevat bijvoeglijk naamwoord
-
-
brief (perishing; evanescent; transient; volatile; transitory; temporary; fleeting; passing; momentary; perfunctory; superficial; of short duration; close; casual; current; empty; null; short; informal; cursory)
vergankelijk; voorbijgaand; eindig-
vergankelijk bijvoeglijk naamwoord
-
voorbijgaand bijvoeglijk naamwoord
-
eindig bijvoeglijk naamwoord
-
Conjugations for brief:
present
- brief
- brief
- briefs
- brief
- brief
- brief
simple past
- briefed
- briefed
- briefed
- briefed
- briefed
- briefed
present perfect
- have briefed
- have briefed
- has briefed
- have briefed
- have briefed
- have briefed
past continuous
- was briefing
- were briefing
- was briefing
- were briefing
- were briefing
- were briefing
future
- shall brief
- will brief
- will brief
- shall brief
- will brief
- will brief
continuous present
- am briefing
- are briefing
- is briefing
- are briefing
- are briefing
- are briefing
subjunctive
- be briefed
- be briefed
- be briefed
- be briefed
- be briefed
- be briefed
diverse
- brief!
- let's brief!
- briefed
- briefing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor brief:
Verwante woorden van "brief":
Synoniemen voor "brief":
Verwante definities voor "brief":
Wiktionary: brief
brief
Cross Translation:
adjective
-
concise
- brief → samengevat; kort; bondig
-
of short duration
- brief → kort; kortstondig
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• brief | → kort | ↔ kurz — wenig Zeit benötigend |
• brief | → eisenpakket; lastenboek; lastenkohier | ↔ cahier des charges — document |
• brief | → keuze; aangelegenheid; affaire; ding; zaak; oorzaak; reden | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |
• brief | → beknopt; bondig; kernachtig; kort; summier; zakelijk | ↔ concis — Qui exprimer quelque chose le plus clairement possible avec un nombre de mots restreint. |
• brief | → kort; kortstondig | ↔ court — De petite longueur ou qui n’a pas la longueur moyenne des objets du même genre. |
• brief | → lastbrief; mandaat; volmacht | ↔ mandat — Traductions à trier suivant le sens |