Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. aanspelden:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanspelden (Nederlands) in het Engels

aanspelden:

aanspelden [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanspelden
    the pinning on

aanspelden werkwoord (speld aan, speldt aan, speldde aan, speldden aan, aangespeld)

  1. aanspelden
    to pin on
    • pin on werkwoord (pins on, pinned on, pinning on)

Conjugations for aanspelden:

o.t.t.
  1. speld aan
  2. speldt aan
  3. speldt aan
  4. spelden aan
  5. spelden aan
  6. spelden aan
o.v.t.
  1. speldde aan
  2. speldde aan
  3. speldde aan
  4. speldden aan
  5. speldden aan
  6. speldden aan
v.t.t.
  1. heb aangespeld
  2. hebt aangespeld
  3. heeft aangespeld
  4. hebben aangespeld
  5. hebben aangespeld
  6. hebben aangespeld
v.v.t.
  1. had aangespeld
  2. had aangespeld
  3. had aangespeld
  4. hadden aangespeld
  5. hadden aangespeld
  6. hadden aangespeld
o.t.t.t.
  1. zal aanspelden
  2. zult aanspelden
  3. zal aanspelden
  4. zullen aanspelden
  5. zullen aanspelden
  6. zullen aanspelden
o.v.t.t.
  1. zou aanspelden
  2. zou aanspelden
  3. zou aanspelden
  4. zouden aanspelden
  5. zouden aanspelden
  6. zouden aanspelden
diversen
  1. speld aan!
  2. speldt aan!
  3. aangespeld
  4. aanspeldende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanspelden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pinning on aanspelden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pin on aanspelden opspelden