Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. besnuffelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor besnuffelen (Nederlands) in het Engels

besnuffelen:

besnuffelen werkwoord (besnuffel, besnuffelt, besnuffelde, besnuffelden, besnuffeld)

  1. besnuffelen (besniffelen)
    to snuffle; to sniffle
    • snuffle werkwoord (snuffles, snuffled, snuffling)
    • sniffle werkwoord (sniffles, sniffled, sniffling)

Conjugations for besnuffelen:

o.t.t.
  1. besnuffel
  2. besnuffelt
  3. besnuffelt
  4. besnuffelen
  5. besnuffelen
  6. besnuffelen
o.v.t.
  1. besnuffelde
  2. besnuffelde
  3. besnuffelde
  4. besnuffelden
  5. besnuffelden
  6. besnuffelden
v.t.t.
  1. heb besnuffeld
  2. hebt besnuffeld
  3. heeft besnuffeld
  4. hebben besnuffeld
  5. hebben besnuffeld
  6. hebben besnuffeld
v.v.t.
  1. had besnuffeld
  2. had besnuffeld
  3. had besnuffeld
  4. hadden besnuffeld
  5. hadden besnuffeld
  6. hadden besnuffeld
o.t.t.t.
  1. zal besnuffelen
  2. zult besnuffelen
  3. zal besnuffelen
  4. zullen besnuffelen
  5. zullen besnuffelen
  6. zullen besnuffelen
o.v.t.t.
  1. zou besnuffelen
  2. zou besnuffelen
  3. zou besnuffelen
  4. zouden besnuffelen
  5. zouden besnuffelen
  6. zouden besnuffelen
diversen
  1. besnuffel!
  2. besnuffelt!
  3. besnuffeld
  4. besnuffelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor besnuffelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snuffle neusstem
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sniffle besniffelen; besnuffelen grienen; huilen; janken; neus ophalen; sniffelen; snikken; snotteren; snuffen; snuiven
snuffle besniffelen; besnuffelen neus ophalen; sniffelen; snuffen; snuiven