Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. blozend:
  2. blozen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blozend (Nederlands) in het Engels

blozend:

blozend bijvoeglijk naamwoord

  1. blozend (kleurend)
    blushing

Vertaal Matrix voor blozend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blushing blozend; kleurend

Wiktionary: blozend


Cross Translation:
FromToVia
blozend red rouge — De la couleur du sang, du coquelicot, de la fraise, etc., c’est-à-dire d’une couleur de longueur d’onde comprise entre 625 et 740 nm. — (couleur) (couleur) (couleur) (couleur) (couleur)

blozend vorm van blozen:

blozen werkwoord (bloos, bloost, bloosde, bloosden, gebloosd)

  1. blozen (gloeien; rood worden; kleuren)
    to blush; to flush; to glow; to turn red
    • blush werkwoord (blushs, blushed, blushing)
    • flush werkwoord (flushes, flushed, flushing)
    • glow werkwoord (glows, glowed, glowing)
    • turn red werkwoord (turns red, turned red, turning red)

Conjugations for blozen:

o.t.t.
  1. bloos
  2. bloost
  3. bloost
  4. blozen
  5. blozen
  6. blozen
o.v.t.
  1. bloosde
  2. bloosde
  3. bloosde
  4. bloosden
  5. bloosden
  6. bloosden
v.t.t.
  1. heb gebloosd
  2. hebt gebloosd
  3. heeft gebloosd
  4. hebben gebloosd
  5. hebben gebloosd
  6. hebben gebloosd
v.v.t.
  1. had gebloosd
  2. had gebloosd
  3. had gebloosd
  4. hadden gebloosd
  5. hadden gebloosd
  6. hadden gebloosd
o.t.t.t.
  1. zal blozen
  2. zult blozen
  3. zal blozen
  4. zullen blozen
  5. zullen blozen
  6. zullen blozen
o.v.t.t.
  1. zou blozen
  2. zou blozen
  3. zou blozen
  4. zouden blozen
  5. zouden blozen
  6. zouden blozen
diversen
  1. bloos!
  2. bloost!
  3. gebloosd
  4. blozend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

blozen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. blozen (roodheid)
    the blush; the flush
    • blush [the ~] zelfstandig naamwoord
    • flush [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blozen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blush blozen; roodheid blos
flush blozen; roodheid blos; opvlieging; spoeling; vapeur
glow glans; glanzen; glimmen; gloed; gloeiing; schijn; schijnsel; straling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blush blozen; gloeien; kleuren; rood worden
flush blozen; gloeien; kleuren; rood worden bakstenen voegen; doorspoelen; doortrekken; spoelen; voegen; wegspoelen
glow blozen; gloeien; kleuren; rood worden
turn red blozen; gloeien; kleuren; rood worden
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flush goed bij kas

Wiktionary: blozen

blozen
verb
  1. to become suffused with reddish color
  2. become red through increased blood flow
  3. to redden in the face from shame, excitement or embarrassment

Cross Translation:
FromToVia
blozen redden; blush rougir — trans|fr rendre rouge ; peindre ou teindre en rouge.