Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- bonden:
- binden:
- bond:
-
Wiktionary:
- binden → tie, bind, tether
- binden → knot, bind, connect, join, tie, tie up, associate, fasten, link, squeeze, strech, wind up, rack, strain, stress, tense, tighten, oppress, pinch, squash, lock up, shut up, put away, stow, confine, enclose, condense, shake hands, keep, stay
- bond → confederation, federation, union, league, solemn pledge
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor bonden (Nederlands) in het Engels
bonden:
-
de bonden (federaties; unies; liga's)
Vertaal Matrix voor bonden:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
confederations | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; statenbonden; unies; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
federations | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; unies; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
unions | bonden; federaties; liga's; unies | federaties; liga's; unies; verbonden; verenigingen van staten; vereningingen van bedrijven |
Verwante woorden van "bonden":
bonden vorm van binden:
Conjugations for binden:
o.t.t.
- bind
- bindt
- bindt
- binden
- binden
- binden
o.v.t.
- bond
- bond
- bond
- bonden
- bonden
- bonden
v.t.t.
- heb gebonden
- hebt gebonden
- heeft gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
- hebben gebonden
v.v.t.
- had gebonden
- had gebonden
- had gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
- hadden gebonden
o.t.t.t.
- zal binden
- zult binden
- zal binden
- zullen binden
- zullen binden
- zullen binden
o.v.t.t.
- zou binden
- zou binden
- zou binden
- zouden binden
- zouden binden
- zouden binden
diversen
- bind!
- bindt!
- gebonden
- bindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor binden:
Verwante definities voor "binden":
Wiktionary: binden
binden
Cross Translation:
verb
binden
-
vastmaken (evt. figuurlijk)
- binden → tie
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• binden | → knot; bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ nouer — lier au moyen d’un nœud, d'un lien. |
• binden | → bind; connect; join; tie; tie up; associate; fasten; link | ↔ relier — lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire. |
• binden | → squeeze; strech; wind up; rack; strain; stress; tense; tighten; oppress; pinch; squash; lock up; shut up; put away; stow; confine; enclose; condense; shake hands; keep; stay | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |
bond:
-
de bond (genootschap; vereniging; sociëteit; broederschap)
the association; the society; the fellowship; the union; the alliance; the coalition; the treaty; the pact -
de bond (alliantie; bondgenootschap; verbond)
-
de bond (statenbond; federatie; liga; unie)
-
de bond (pact; bondgenootschap; liga; verbond; verdrag; federatie; binding; akkoord; band; unie)
-
de bond (vereniging; soos; societiet; organisatie; unie; club; orde; gilde)
-
de bond (ambachtsgilde; vereniging; gilde; vakgenootschap; club; organisatie; orde; unie)
the association; the professional organization; the club; the corporation; the society; the union; the craft; the craft guild; the guild; the craft union; the professional organisation
Vertaal Matrix voor bond:
Verwante woorden van "bond":
Wiktionary: bond
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bond | → confederation; federation | ↔ Bund — politisch: höchste Verwaltungsebene eines föderal gegliederten Staates |
• bond | → federation; union; confederation; league | ↔ Bund — politisch: eine Gruppe von souveränen Staaten, die sich für eine gemeinsame (Teil-)Politik zusammentun |
• bond | → solemn pledge | ↔ Bund — gegenseitige Verpflichtung von Gleichgesinnten |
• bond | → league; union | ↔ Bund — Recht: juristischer Zusammenschluss |
• bond | → federation | ↔ fédération — politique|fr groupement en un seul de plusieurs états dont chacun est régir par ses lois particulières. |
• bond | → league | ↔ ligue — confédération de plusieurs État, pour se défendre ou pour attaquer. |